Buitenland24 januari 2001

Toeristengekte mede oorzaak olieramp bij Galápagoseilanden

Dood en verderf
in het paradijs

Door A. Jansen
Aan ”galápagos”, zadels, dachten de Spanjaarden in 1535 toen ze voor het eerst de eilandengroep ten westen van Ecuador betraden. Aan de reuzenschildpadden dus, met hun enorme pantsers die aan zadels deden denken, hebben deze eilanden hun naam te danken. Honderdduizenden zijn er in die jaren levend naar de schepen versjouwd, als levende proviand voor onderweg.

Zeerovers, walvisvaarders en kooplieden hadden namelijk ontdekt dat reuzenschildpadden een enorme hoeveelheid water konden opnemen, en daardoor wel een jaar zonder water en voedsel konden. Gemakkelijk als je als zeevaarder graag een stukje vlees lust! Je stapelt op je boot een aantal levende reuzenschildpadden op elkaar, en je kunt weer maanden vooruit.

De Galápagoseilanden mogen dan hun naam aan schildpadden te danken hebben, hun faam ontlenen ze aan de Britse onderzoeker Charles Darwin, in de eerste helft van de negentiende eeuw. Tot zijn verbazing trof hij op de verschillende eilanden nauw met elkaar verwante soorten dieren aan en dat bracht hem ertoe om later zijn evolutietheorie te verzinnen. „In that little world within itself” zo schrijft Darwin in zijn ”The Origin of Species” –ook wel de bijbel van de moderne mens genoemd– „we seem to be brought somewhat near to that great fact –that mistery of mysteries– the first appearance of new beings on this earth.”

Toch hoeven we geen volgelingen van Darwin te zijn om met ingehouden adem de variëteit aan (onder)soorten op de Galápagoseilanden te aanschouwen. Van de reptielen is 90 procent uniek in de wereld, van de insecten is dat 46 procent, en van de vogels ook bijna de helft.

Eeuwenlang isolement is een sleutelwoord in de natuurlijke historie van de Galápagoseilanden. Daar, op zo'n 1000 kilometer (!) uit de kust van het Zuid-Amerikaanse vasteland, konden dier- en plantensoorten zich eeuwenlang ongestoord ontwikkelen en aanpassen aan de natuurlijke omgeving.

Daar op die dertien grote, zes kleine en 107 piepkleine eilanden, samen goed voor een oppervlakte van 8000 vierkante kilometer, ontvouwt zich tot op vandaag, nee, niet de evolutie van het leven, zoals Darwin het dramatisch formuleerde, maar wel dat ”mystery of mysteries” dat wij schepping noemen.

Er is vandaag de dag moed voor nodig om als christen, staande op de vulkanische bodem van de Galápagoseilanden (een „natuurlijk laboratorium van evolutie”, aldus de folders), Gods schepping te bezingen. Maar vooruit, we hebben de dieren en planten mee, want ook zij prijzen in geuren, kleuren en klanken hun Schepper.

Kijk daarom nog maar eens naar die reuzenschildpadden, waarvan er veertien ondersoorten –verdeeld over de verschillende eilanden– rondstruinen. Er zijn dieren met kleine schilden en lange nekken zodat ze goed bij cactusbladeren kunnen komen. En er zijn er met enorme zware deksels op hun rug. Een eerbiedwaardige buiging voor deze trage kolossen is op zijn plaats, want ze kunnen wel 150 jaar oud worden.

Het isolement waarin veel van deze dieren leven, wordt treffend geïllustreerd met het leven van ”Eenzame George”, een alleen overgebleven mannetjesreuzenschildpad, die als laatste exemplaar van een unieke ondersoort rondsloft op een van de eilanden. ”Eenzame George” is vast in tal van vakantiealbums over de hele wereld te bewonderen, maar bij die fotografische vermenigvuldiging zal het de rest van zijn lange leven moeten blijven.

Maar kijk ook eens omhoog, naar de vogels. Naar de dertien soorten darwinvinken bijvoorbeeld. En zoek vooral naar de spechtvink, die de gewoonte heeft ontwikkeld om met een cactusnaald in zijn snavel in spleetjes en gaten te peuteren, op zoek naar voedsel.

En u dacht dat pinguïns alleen op de Zuidpool voorkwamen? U hebt een beetje gelijk, want op de Galápagoseilanden, rond de evenaar dus, zitten ze ook! De Galápagos-pinguïn heeft er zijn stekje gevonden dankzij de koude Humboldtstroom: koud water van Antarctica wordt langs de eilanden gevoerd, en zorgt er voor vissoorten waarmee de pinguïn uit de voeten kan. Ook de vleugelloze aalscholver (nog zo'n wonderlijk schepsel: hij kan niet vliegen) profiteert daarvan.

Bespiedt ook de prachtige jan-van-genten, waarvan er met helblauwe en rode poten rondvliegen.

Een ander wonderlijk dier is de zeeleguaan: in kolonies zitten deze koudbloedige reptielen op de lavarotsen te zonnebaden, tot ze genoeg zijn opgewarmd om een duik in het zeewater te nemen, en half kopje-onder het zeewier van de rotsen af te grazen.

De landleguaan houdt liever droge voeten, en voedt zich daarom met cactusblad, korstmossen en kleine vetplanten.

Gezien deze soortenvariatie is het natuurlijk volkomen terecht dat al in 1959 de hele archipel tot nationaal park werd gemaakt. En vervolgens uitgroeide tot een toeristische trekpleister van de eerste orde, waar jaarlijks vele duizenden bezoekers zich vergapen aan al het moois.

Maar nationaal park of niet, bedreigingen waren niet tegen te houden. Zo klagen biologen steen en been over de opmars van vreemde dieren en planten. „Geiten vreten het gras weg”, zo staat in een van hun rapporten te lezen, „en honden en varkens graven de schildpadeieren op.” Over de vele ratten en katten worden soortgelijke klaagzangen aangeheven.

En dan die scheepvaart, die met haar gevaarlijke ladingen maar niet wil uitwijken naar verderaf gelegen routes. Wat zal er door al die natuurminnende toeristen gemopperd worden nu de tanker Jessica, met 900 ton brandstof aan boord, is lekgeslagen. Maar een beetje boter op hun hoofd hebben ze wel, al die met verrekijkers en camera's uitgeruste bezoekers. Want was de Jessica niet op weg naar het eilandje Baltra, waar een lege opslagtank wachtte om gevuld te worden? En was die brandstof niet bedoeld voor de vele rondvaartboten die vanaf dit eilandje hun minicruises beginnen?

Mensen die in een unieke omgeving voor dood en verderf zorgen, en daarbij onschuldige dieren met zich mee sleuren. Dat zijn klanken die we eerder hebben gehoord. En waar!? Niet Darwins bijbel, maar Gods Bijbel verklaart ons kennelijk dat ”mysterie onder de mysteriën”, dat zich dezer dagen ook op de Galápagoseilanden manifesteert.