Buitenland 17 oktober 2000

Dossier Verkiezingen VS

Bush en Gore houden voortdurend opiniepeilingen in de gaten

De kandidaten en hun schaduwen

Van onze correspondent
NEW YORK – De Republikeinse presidentskandidaat George Bush en zijn Democratische rivaal Al Gore kunnen beiden rekenen op 43 procent van de stemmen. Dit was het resultaat van de dagelijkse opiniepeiling door het onderzoeksbureau van John Zogby, uitgevoerd in opdracht van het persbureau Reuters en de omroeporganisatie MSNBC.

Voor deze peiling –poll– werd 1207 mensen die op 7 november „waarschijnlijk” gaan stemmen naar hun mening gevraagd. Dat gebeurde vóór het tweede presidentiële televisiedebat op woensdagavond. Het resultaat van deze poll geeft dus de stemming aan op dát moment. „Dat is alles wat wij doen, wij peilen de mening op een bepaald moment. Niet meer, maar ook niet minder”, aldus John Zogby, die waarschuwt voor het overinterpreteren van peilingen.

Zijn die dan niet te vertrouwen? Toch wel. De Amerikaanse ”National Council on Public Polls” (een organisatie die de betrouwbaarheid van peilingen voor commerciële doeleinden onderzoekt) heeft de verkiezingspeilingen vanaf 1956 tot en met 1996 vergeleken met de resultaten. Daarbij bleek dat peilingen vlak voor verkiezingen er gemiddeld slechts 1,9 procent naast zaten. Maar opiniepeilers blijven voorzichtig. Zij wijzen op de presidentsverkiezingen in 1948. De meeste bureaus voorspelden toen een ruime overwinning voor de Republikeinse kandidaat Thomas Dewey. Sommige kranten kwamen al met extra edities op straat met het nieuws van zijn overwinning toen bleek dat de Democraat Harry Truman de werkelijke (krappe) winnaar was geworden.

Extra inspanningen
Waar is al dit opinie-gepeil voor nodig? Kunnen wij niet rustig afwachten wat de kiezers beslissen als het zover is? „U en ik kunnen misschien wel wachten, maar de politieke partijen niet. Die willen namelijk weten in welke van de vijftig Amerikaanse staten zij zich geen zorgen hoeven te maken en in welke staten zij zich extra inspanningen moeten getroosten om kiezers over de streep te halen die hen net de overwinning kunnen bezorgen. Dat geldt ook voor bepaalde bevolkingsgroepen. De mannen, de vrouwen, de zwarten, de Latino's, de beleggers, de mensen mét en de mensen ónder onder een modaal inkomen. Op die groepen worden strategieën –vaak ook deelstrategieën– van de campagne toegesneden om te proberen mensen die nog weifelen te bereiken en te overtuigen”, aldus Andrew Kohout, directeur van het Pew Research Centrum.

En als de partijen eenmaal met hun peilingen beginnen dan volgen pers en media al gauw. Wie ligt er voor, wie zakt er in de peilingen, wie is deskundiger, wie vindt u aardiger? En zo gaat het maar door, dag in dag uit. „Vroeger waren er ook peilingen, maar minder. Tegenwoordig komt elk zichzelf respecterend medium met een eigen peiling. De methoden van de verschillende bureaus kunnen erg variëren en met die methoden ook de resultaten. Maar ook binnen één bureau kunnen verrassend grote verschillen opduiken. Zo meldde de CNN/USA Today-poll vorige week dat vice-president Gore 11 punten voorlag op zijn Republikeinse rivaal Bush. Drie dagen later lag Bush 8 punten voor op Gore. Negentien punten verschil in drie dagen, dat is onmogelijk, daar moeten fouten zijn gemaakt of men heeft de onderzoeksmethode tussendoor gewijzigd”, meent professor Chris Barnes, directeur van het Roper Centrum voor Onderzoek en Analyse van de Universiteit van Connecticut.

Nerveus
Heeft het zin om het publiek dagelijks in te lichten over de 'danse macabre' van de kandidaten? „Pers en media willen niet achterblijven en misschien verscherpen de peilingen de belangstelling van sommige kiezers voor bepaalde kandidaten of voor bepaalde onderwerpen. De politieke partijen worden soms zelf nerveus van al die polls, want men is bang dat weifelaars de neiging hebben om op het winnende paard te stemmen. Daarom zeuren de partijen regelmatig over de partijdigheid van sommige peilingen”, aldus Barnes. Hij wijst erop dat de Democraten bijvoorbeeld de geldigheid aanvechten van peilingen die tijdens de weekwisseling worden gehouden. Die blijken om onduidelijke redenen gewoonlijk gunstiger uit te vallen voor de Republikeinen.

De Republikeinen hadden op hun beurt commentaar op een peiling van het weekblad Newsweek die op donderdag en vrijdag(-avond) was gehouden en die gunstig uitviel voor de Democraten. Oneerlijk, volgens de Republikeinen, want de over het algemeen welvarender Republikein is vrijdagavond al op pad naar een of andere weekeindbestemming. John Zogby doet deze bezwaren af als onzin. „Er is tot nu toe geen enkel onderzoek dat deze ”weekendmanipulatie” bevestigt. Het feit dat beide partijen erover klagen is wel een duidelijke aanwijzing dat er geen verschil is tussen weekendpeilingen of doordeweekse peilingen”, meent Zogby.

Zijn de peilingen betrouwbaar? „Redelijk betrouwbaar, maar wij moeten rekening houden met een foutenmarge die er altijd is. Die heeft te maken met de representativiteit van de groep die wordt ondervraagd. Weerspiegelt die groep de samenstelling van de gehele bevolking? Wannéér worden de peilingen gehouden? Meestal 's avonds telefonisch. Dan zijn er meer vrouwen thuis dan mannen. Heeft de vragensteller invloed op de antwoorden? Dat kun je voorkomen door een nieuwe methode, waarbij men mensen die worden gebeld toetsen laat indrukken. Dat brengt weer het risico met zich mee dat onmondige kinderen hun mening geven over onderwerpen waarvan zij nog nooit gehoord hebben”

„Er worden experimenten gehouden met peilingen via internet. Maar daarop is slechts de helft van de bevolking aangesloten. Dat kun je statistisch wel weer corrigeren, maar perfect wordt het nooit. Laat ik het zo zeggen: de serieuze bureaus doen hun best om zo betrouwbaar mogelijke peilingen te houden. Peilingen overigens naar meningen van mensen die soms geen –of nog geen– mening hebben over het onderwerp waarnaar wordt gevraagd. En die dan maar wat antwoorden om niet voor dom gehouden te worden. De meeste onderzoeken zijn betrouwbaar – ik zou zeggen redelijk betrouwbaar, maar vaar niet blind op al die peilingen. Zeven november kan altijd nog verrassingen brengen”, aldus professor Barnes.