Buitenland 16 september 2000

Bijeenkomst Lyon aanloop naar beslissende top Den Haag

Klimaatconferentie levert
geen grote doorbraken op

Van onze wetenschapsredactie
LYON – Op de VN-wereldklimaatconferentie in Lyon, die geldt als de laatste voorbereidende conferentie voor de klimaattop in november in Den Haag, zijn deze week geen grote doorbraken bereikt. „Het dossier is bijzonder complex en er is nog heel veel werk te doen om niet alles aan te laten komen op de laatste lange nacht van 24 op 25 november in Den Haag”, aldus de VN-secretaris voor klimaatverandering, Michael Zammit Cutajar, gisteren in Lyon.

„We hebben deze week tonnen papier geproduceerd”, bekende Cutajar, maar dat heeft volgens hem niet geleid tot enige politieke toenadering tussen de grote spelers, zoals de Verenigde Staten, de Europese Unie, Japan en de ontwikkelingslanden, die 'Den Haag' tot een succes moeten maken.

„Als we in Den Haag niet slagen, hebben we een geweldig probleem”, aldus Cutajar. Het hoofddoel van de van de conferentie in Nederland is de grote industrielanden zo ver te krijgen dat ze bereid zijn om het klimaatakkoord van Kyoto te ondertekenen. In Kyoto (Japan) werd in 1997 de principeafspraak gemaakt dat geïndustrialiseerde landen de uitstoot van broeikasgassen, zoals kooldioxide, over de periode 2008 tot 2012 met 5,2 procent omlaag zullen brengen ten opzichte van de uitstoot in 1990.

Laatste moment
Algemeen wordt aangenomen dat de top in Den Haag het laatste moment is om nog op tijd het Kyoto-protocol geratificeerd te krijgen. Is er in Den Haag onvoldoende bereidheid, dan lukt het industrielanden niet meer om in de korte periode die na ondertekening nog zou resten, de uitstoot van broeikasgassen met het afgesproken percentage omlaag te krijgen.

Sinds de totstandkoming van het Kyoto-protocol bestaat er een voortdurende discussie over de manier waarop landen de daar afgesproken beperking van uitstoot van broeikasgassen zouden mogen realiseren. Zo is destijds in Japan overeengekomen dat industrielanden daarvoor mogen investeren in ontwikkelingslanden en de beperking van de uitstoot die daar dan ontstaat op eigen rekening mogen bijschrijven. Aan de andere kant gold aanvankelijk de ongeschreven regel dat industrielanden minstens 50 procent in eigen land moeten realiseren.

Minister Pronk, die de conferentie in Den Haag moet voorzitten, benadrukte dat laatste punt sterk op de vervolgconferentie van Kyoto in Buenos Aires (1998). In Bonn (1999) stapte hij daar al vanaf, in de wetenschap dat de Verenigde Staten nooit met dat principe zullen instemmen.

Deze week onderstreepten de VS in Lyon nog eens dat de ontwikkelingslanden „betekenisvol” zullen moeten bijdragen aan de beperking van uitstoot van broeikasgassen. Ook dat is al jaren een heikel punt waarop met name ontwikkelingslanden veel commentaar hebben. Zij verwachten de eerste stap van de grote industrielanden.

Fondsen
Daarnaast hebben ook de olieproducerende en -exporterende landen, verenigd in de OPEC, weinig op met Kyoto. „Wij gaan zeker vragen om fondsen voor ons beschikbaar te stellen”, aldus een woordvoerder van de delegatie van Koeweit, gisteren in Lyon. „Veel van onze landen zijn ontwikkelingslanden. Dat moet het Westen niet vergeten. Als de uitstoot van broeikasgassen omlaag gaat, zal daarmee ongetwijfeld ook de olieconsumptie afnemen. Wij moeten dus op een of andere manier geld zien te krijgen voor onze ontwikkeling.”

Niet alleen de OPEC vreest financiële gevolgen van de bestrijding van klimaatverandering. „Alle landen zijn bang voor de economische effecten van de uitvoering van het Kyoto-protocol”, aldus Cutajar. „Iedereen wil voor ondertekening daarover zekerheid. Daarom is er op weg naar Den Haag nog veel werk toe doen.”