Buitenland16 augustus 2000

Bemanning Nederlandse onderzeeër oefent ontsnappingen

Slapen tijdens een nachtmerrie

Door R. Pasterkamp
DEN HELDER – Mocht luitenant-ter-zee Erik van Driel ooit in een situatie komen zoals zijn Russische collega's nu dan zal hij proberen te slapen. „Kalmte kan je redden, hoe gek dat in dit geval ook mag klinken.”

Van Driel (32) staat op het dek van Hr. Ms. Dolfijn, een van de vier diesel-elektrische onderzeeboten die de Koninklijke Marine in huis heeft. Acht jaar voer hij in de „zwarte sigaar” onder zijn voeten, nu is Van Driel bij de Onderzeedienst verantwoordelijk voor de planning van de Nederlandse subs. De Dolfijn en zijn broertjes Zeeleeuw, Walrus en Bruinvis liggen momenteel allemaal voor de kade in Den Helder, de thuisbasis van de marine. Ook hier is het vakantie.

De gang van zaken in de Barentszzee wordt in Den Helder met meer dan professionele interesse gevolgd. Hoe heeft het ongeval kunnen plaatsvinden? Hoe redden de Russen hun mensen? Wat valt er te leren? Veel tijd om over de situatie na te denken is er niet want de vaderlandse media melden zich in groten getale op de kade in de marinehaven. Iedereen wil met eigen ogen de sigaren zien. En vooral weten hoe te ontsnappen uit een lamgeslagen exemplaar.

Van Driel laat er geen onduidelijkheid over bestaan: „Dit is de grootste nachtmerrie voor mensen van de Onderzeedienst. Op de bodem van de zee liggen en geen kant op kunnen. Terwijl de klok tikt.” Een goedgetrainde bemanning van een onderzeeboot zal echter niet snel in paniek als zich een ongeval voordoet, vindt Van Driel. „Iemand in rust verbruikt weinig zuurstof. En dat is de grootste vijand daar beneden: de lucht om je heen. Die raakt langzaam op.”

Kleintje
De Dolfijn is 68 meter lang, ruim 8 meter breed en heeft een waterverplaatsing van 2800 ton en een diepgang van 7 meter. De bemanning telt 52 koppen. In al die getallen is de Nederlandse onderzeeboot een kleintje vergeleken bij de ramponderzeeër Koersk. Die is drie keer zo lang, verplaatst 18.000 ton en telt meer dan honderd opvarenden. Maar hoe de maten ook verschillen, noodprocedures zijn standaard in de opleiding van elke onderzeebootbemanning, Nederlands of Russisch. Grote waterlekkages, lekkage van hydraulische systemen, voortstuwing die uitvalt, al die zaken komen aan de orde, deels in de boot zelf, deels in simulators.

Het ontsnappen uit de onderzeeër wordt door de Nederlandse marine eens in de twee à drie jaar geoefend op een diepte van 30 meter. Het gaat via speciale torens die voor in de boeg en achter in de machinekamer van de duikboot zijn aangebracht. Vanuit het zogenaamde ”ontsnappingscompartiment” neemt iemand in de schacht plaats, waarna de toren wordt volgeperst met water. Als de druk in de schacht even hoog is als daarbuiten, gaat het ontsnappingsluik open en schiet het bemanningslid omhoog.

Eens in de tien minuten kan iemand weg. De man wordt beschermd door een ontsnappingspak, waarvan de druk zich automatisch aanpast aan de buitendruk. Al knappen bij de oefeningen op 30 meter bij de helft van de mensen de trommelvliezen. Vanaf grotere diepten is de lichamelijke en psychische schade groter. „We rekenen normaal een druk van 1 bar. Iedere 10 meter onder water komt daar 1 bar bij. Waar de Rus ligt is de druk dus 11 bar.” Volgens Van Driel is tot een diepte van 200 meter ontsnappen op deze manier mogelijk. „Daarna wordt het heel vervelend.” Nederlandse onderzeeërs duiken tot een maximale diepte van 300 meter.

Tegelijk
De „meest fraaie optie” om ongehavend uit de Dolfijn te komen is met een kleine reddingsduikboot. Die koppelt zich aan de grote broer en kan per keer zeven man tegelijk naar de oppervlakte brengen.

De Nederlandse marine heeft zelf geen reddingsduikboten maar kan in tijden van nood een beroep doen op NAVO-partners als Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. „Binnen de NAVO is afgesproken dat binnen 48 uur waar ook ter wereld een reddingsvaartuig ter plekke moet zijn.” Overigens moeten de 52 bemanningsleden van de Dolfijn het in de stuurloze onderzeeër vier dagen uit kunnen houden.

Het is absoluut het mooist als je geholpen wordt van buitenaf, vindt Van Driel. „Dan is het een kwestie van afwachten, de zenuwen in bedwang houden, bij elkaar kruipen en elkaar warm houden – de stroom zal uitvallen en de verwarming dus ook. Het kan in een stilliggende duikboot op 100 meter onder water afkoelen tot 5 graden.”

Er bestaan geen voorschriften wie er als eerste in de reddingsboot stapt. Vrouwen in ieder geval niet want die zijn niet welkom aan boord van een Nederlandse onderzeeër. „Zieken, zwakken en gewonden eerst”, stelt Van Driel. „Of mensen die het minst bestand zijn tegen de druk.”

Klep
De instelling „tussen de oren” is iets waar bij de selectie op wordt gelet. „Na de reguliere marinekeuring is er de onderzeebootkeuring. Daar letten we speciaal op psychische zaken. Geschikte mensen kunnen het gevoel van claustrofobie niet beschrijven omdat ze dat niet kennen. Daarnaast zijn ook sociale aspecten belangrijk: kun je in een kleine ruimte met elkaar overweg. Voldoe je niet aan deze factoren, dan ben je geen minder mens, maar kun je niet functioneren in een onderzeeboot.”

Na de selectie volgt een opleiding waarbij veiligheid uitentreuren wordt geoefend. Alle opvarenden, van commandant tot kok, moeten weten hoe de boot in elkaar zit, tot aan de hydraulische systemen toe. Elke klep, elke kast moeten zij kennen. Een ongeval maakt geen selectie wie toevallig in de boeg- of hekbuiskamer is. „Je kunt opgesloten raken met elkaar, wie dat dan ook zijn.”

Sinds de Tweede Wereldoorlog is de Onderzeedienst van de Koninklijke Marine vrij geweest van grote ongevallen. De mogelijkheid van een calamiteit is aan boord niet het gesprek van de dag, zegt Van Es. Ook heeft er zich naar aanleiding van de toestand in de Barentszzee nog niemand bij hem gemeld die na de vakantie niet meer onder water wil. „Na een ernstig ongeval op de weg stap je ook gewoon weer in de auto. Het is je vak, je wordt ervoor opgeleid. En je hoopt dat zoiets nooit gebeurt.”