Recensie door mr. C. G. van der Staaij - 23 december 1999
Gerechtigheid is in 20e eeuw vooral opkomen voor uitgebuite klasse
Grondslagen van
het politieke denken
Toen Tweede-Kamervoorzitter Van Nieuwenhoven onlangs de laatste vergadering voor het kerstreces afsloot, wenste zij de kamerleden niet alleen ontspanning maar ook bezinning toe. Geïnspireerd door de aanstaande eeuwwisseling zijn er de afgelopen tijd veel boeken verschenen die voor die bezinning materiaal bieden. Daartoe hoort ook de bundel Christelijke denkers over politiek. Een oogst van 20 eeuwen. Het boek is bedoeld voor een breed publiek dat is geïnteresseerd in de verhouding tussen godsdienst en politiek.
De schrijver is de politicoloog A. Hoogerwerf, emeritus hoogleraar van de Universiteit Twente. Hij constateert dat de publieke discussie zich vaak aan de oppervlakte beweegt en meer belangstelling heeft voor het laatste nieuws dan voor de politieke grondslagen. Hoogerwerf wil daarom aandacht vragen voor fundamentele grondslagen van het politieke denken, voor de bronnen van de politieke beschaving. Zoals de ondertitel van het boek aangeeft, wordt een oogst van twintig eeuwen nadenken over de verbinding tussen christendom en politiek gepresenteerd. Centraal staat de vraag hoe toonaangevende rooms-katholieke en protestantse denkers in de loop van de eeuwen hebben nagedacht over de politieke taken van overheid, burgers en de kerk.
Het boek zet in met een summiere beschrijving van de hoofdlijnen van de ontwikkeling in het nadenken over deze vragen. Daarna wordt, in hoofdstukken die zich ook goed afzonderlijk laten lezen, een beschrijving geboden van het gedachtegoed van dertien denkers. De auteur is er mijns inziens in geslaagd een toegankelijke, helder geschreven introductie tot de besproken denkers te bieden.
Roversbenden
De reis door de geschiedenis begint bij een viertal personen die niet alleen in hun tijd invloedrijk waren, maar ook allen onmiskenbaar hun stempel hebben gezet op het politieke denken van eeuwen. Allereerst Augustinus, die zich onder meer in zijn De Stad Gods uitvoerig heeft beziggehouden met vragen over aard en taak van de staat. Een veel aangehaalde uitspraak uit dit werk is dat staten waarin de gerechtigheid terzijde is geschoven, niets dan roversbenden zijn. Wat Augustinus voor vele eeuwen buiten twijfel stelt, concludeert Hoogerwerf, is dat een staat een christelijke staat moet zijn. Iemand als Karel de Grote liet zich later graag uit het werk van Augustinus voorlezen.
Toonaangevend is ook de middeleeuwse denker Thomas van Aquino geweest. Tot in deze eeuw toe hebben zijn filosofische inzichten diepgaande sporen getrokken in de rooms-katholieke staatsleer. Na Augustinus en Thomas van Aquino komt het denken van de Reformatie aan bod in bijdragen over Luther en Calvijn. Hoogerwerf wijst erop hoe de staatkundige inzichten en het theocratisch ideaal van Calvijn hun doorwerking hebben gehad in de Nederlandse Geloofsbelijdenis.
Alle personen worden door Hoogerwerf vanuit een sympathieke, welwillende invalshoek benaderd. In de beschrijvingen en de kanttekeningen die hij aan het slot van ieder hoofdstuk plaatst, klinkt wel zijn eigen visie door. In Augustinus' werken ziet hij een zekere eenzijdige gerichtheid op het hiernamaals en de geloofsleer. Op het punt van de geestelijke vrijheid neemt de auteur afstand van de inzichten van Augustinus en Calvijn. Augustinus wordt aan de kaak gesteld als voorloper van de Inquisitie. Calvijns theocratische visie zou hebben geleid tot een godsdienstige onverdraagzaamheid. De gebruikelijke verwijzing naar Cavijns houding in het Servet-proces blijft niet uit, al merkt de auteur daarbij wel op dat indertijd een breed gedeeld gevoelen was dat de loochening van de Drie-eenheid tot ontwrichting van de maatschappij zou leiden.
Sociale rechtvaardigheid
In de beschrijvingen komt verder uit dat Hoogerwerf wil laten zien dat het christendom niet per definitie aan de zijde van de gevestigde macht staat, maar opkomt voor de kwetsbaren in de samenleving. Daarom haalt de auteur bij Calvijn juist ook diens opvattingen over de sociale rechtvaardigheid naar voren. Hij beklemtoont de overheidstaak die Calvijn ziet in de bescherming van armen en zwakken en zijn kritische houding tegenover machthebbers. Daarbij wijst hij op concrete passages uit Calvijns geschriften.
Hoogerwerf begeeft zich naar mijn mening evenwel op glad ijs met de suggestie dat Luther en Calvijn zich, uit angst om voor anarchist te worden versleten, in sociaal-politiek opzicht meer conservatief hebben geuit dan zij anders gedaan zouden hebben. Vergezocht vind ik de overeenkomsten die de auteur ziet tussen de geschiedfilosofie van Augustinus en de marxistische leer. Zoals Hoogerwerf zelf ook aangeeft, ziet Augustinus de geschiedenis door een geestelijke strijd getekend, terwijl Marx de geschiedenis van alle samenlevingen als een klassenstrijd ziet. Hier spreekt toch vooral een wezenlijk verschillende benadering uit.
Barth, Brunner, Bonhoeffer
De auteur bekent nog meer kleur in de portretten van de denkers na Calvijn. Opvallend is dat de overige negen denkers allemaal personen uit de twintigste eeuw zijn. Je zou bijna denken dat in de twintigste eeuw het licht pas goed is doorgebroken. De sprong gaat van Calvijn naar de in 1973 overleden Jacques Maritain, een Franse, rooms-katholieke filosoof die een van architecten was van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948.
Daarna komen twee spraakmakende Zwitserse theologen aan bod: Karl Barth, die wordt gekarakteriseerd als de bekendste en invloedrijkste theoloog in een groot deel van de twintigste eeuw, en Emil Brunner, wiens betekenis voor het politieke denken volgens de schrijver misschien nog wel groter is. Ook wordt een hoofdstuk gewijd aan twee invloedrijke Amerikaanse theologen: Martin Luther King, de man van I have a dream, die zich inzette voor de emancipatie van de zwarte bevolking en in 1968 door een sluipschutter werd vermoord, en de vrijzinnig-protestantse Reinhold Niebuhr, een vriend van de arbeiders. Verder is een plaats ingeruimd voor de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer, in brede kring vooral bekend door zijn verzet tegen het nazi-regime, waardoor hij uiteindelijk van het leven werd beroofd. De overige drie 20e-eeuwse denkers die worden besproken, zijn nog in leven: de Peruaanse bevrijdingstheoloog Gustavo Gutierrez, de oecumenische Zwitserse rooms-katholieke theoloog Hans Küng en de Duitse moderne theologe Dorothee Sölle.
Hervorming
Bij alle, soms wezenlijke, verschillen in de positiekeus is kenmerkend voor nogal wat van de beschreven 20-eeuwse denkers dat zij stevige kritiek uitoefenen op de idee van specifiek christelijke politiek. Hervorming, zo niet revolutie van maatschappelijke en economische structuren wordt een centraal thema. Gerechtigheid is eerst en vooral sociale gerechtigheid: opkomen voor de uitgebuite sociale klasse, voor de onderdrukten en geminachten. Het politieke spoor leidt in veel gevallen naar de sociaal-democratie. Om solidariteit in deze wereld gaat het! Het denken is verschoven van een gerichtheid op het hiernamaals naar het hier en nu. De bevrijdingstheologie bedient zich daarbij van marxistische terminologie.
Wie het gedachtegoed van Augustinus en Calvijn naast dat van de slothoofdstukken over Küng en Solle legt, moet vaststellen dat er hier meer aan de hand is dan accentverschuivingen of een toepassing van de bijbelse boodschap in veranderde omstandigheden. Hier is sprake van wezenlijke veranderingen, van ingrijpende breuklijnen, van een capitulatie voor de secularisatie. Het Getuigenis dat in 1971 vanuit hervormde kring verscheen, heeft hier duidelijk de vinger bij gelegd. Dit getuigenis richtte zich tegen een binnenwerelds verstaan van de Bijbel, waarbij het Koninkrijk van God een afspiegeling wordt van radicale wensdromen, tegen de verbastering van het Evangelie tot puur aards Messianisme, tegen een onschriftuurlijke werkheiligheid die het christelijk geloof vereenzelvigt met een bepaalde maatschappelijke of politieke betrokkenheid, tegen een verpolitisering en vermaatschappelijking van het Heil.
Nieuw boek
Zoals het Getuigenis ook aangaf, neemt dit niet weg dat serieus moet worden genomen dat in de Bijbel ook het protest tegen sociaal onrecht in de samenleving weerklinkt. Het bijbelse gerechtigheidsbegrip raakt ook de sociale verhoudingen, maar dan wel in onverbrekelijke samenhang met de innerlijke verhouding tot God en medemens, met de oproep tot geloof en bekering. Het is goed deze noties ook voor de christelijke politiek van vandaag ter harte te nemen. Het gevaar ligt immers op de loer dat, in een reactiehouding tegenover een sociaal evangelie, die noties te weinig aandacht krijgen. Christelijke politiek moet ernaar streven recht te doen aan het geheel van de Schrift.
Veel denkers uit het verleden hebben hierover stof tot bezinning aangedragen. Wat dat betreft nodigt het boek van Hoogerwerf uit tot een nieuw boek, waarin meer aandacht is voor theocratische denkers na Calvijn. Denk alleen maar aan Groen van Prinsterer en zijn Ongeloof en revolutie. Tegenover de permanente revolutie stelt hij de voortgaande reformatie (Algra): tegen de Revolutie het Evangelie. Ook met het oog op christelijke politiek in Deo volente de 21e eeuw is er uit twintig eeuwen nog een rijke oogst binnen te halen.
|