Boekrecensie

Titel: Naast het Nederlands. Dialecten van Schelde tot Schiermonnikoog
Auteur: Harrie Scholtmeijer

Uitgeverij: Contact
Amsterdam, 1999
ISBN 90 254 9545 1
Pagina's: 143
Prijs: ƒ 27,50

Recensie door J. de Kreij - 23 december 1999

Nederlandse dialecten

Wie in dialecten is geïnteresseerd, vindt in Harrie Scholtmeijers boekje ”Naast het Nederlands” veel informatie in algemene zin. Het leest prettig en het reikt veel bijzonderheden aan. Maar door de veelheid van verschillen in de dialecten en de, ook per dialect, optredende nuances is de inhoud toch wel wat onoverzichtelijk te noemen.

De auteur behoeft mijns inziens niet direct de schuld te krijgen, maar de compositie van het boekje brengt, door de verscheidenheid van de onderwerpen en de telkens naar voren gebrachte gegevens, een veelheid van informatie teweeg die je niet vast kunt houden. Die vele wetenswaardigheden zijn welkom, zeker, maar omdat vaak wetenschappelijke en populaire gegevens in één geheel worden behandeld, lijdt de systematiek eronder. Nochtans, het leest wel lekker.

Je krijgt telkens iets aangereikt om zelf dieper over de stof na te denken – en ook in je eigen dialect ga je dan zoeken of je parallellen vindt... of juist niet. Dat kost tijd, maar het is heel aantrekkelijk.

Onderscheiding
Bij een wat bredere, nadere overweging van de behandeling van de dialecten en van de verwante taalverschijnselen in regionaal of plaatselijk verband, zou het mijns inziens kunnen helpen meer in concreto te vernemen wanneer we echt van een dialect mogen spreken, zulks in onderscheiding van tongvallen en accenten. De auteur geeft wel een aanzet in die richting, maar komt niet tot een beslissende uitspraak. Dat komt wellicht ook doordat zo veel informatie 'moet' worden aangereikt, hetgeen, denk ik, verband houdt met het presenteren van de collegestof.

Een ander belangrijk aspect is de vraag of de dialecten er eerder waren dan de Nederlandse 'standaardtaal'. Nauw verwant is de overweging dat wellicht bewezen zou kunnen worden dat de dialecten ergens een gemeenschappelijke basistaal hebben (gehad), ouder dan de regionale en/of plaatselijke dialecten.

De auteur brengt deze problematiek terloops wel ter sprake in hoofdstukje 4, onder de titel ”De verhouding tussen dialect en het Nederlands”. Er is iets als een dilemma bij de schrijver, denk ik, als hij, naar mijn mening te nadrukkelijk, zijn stelling poneert dat een dialect en een taal in wezen niet verschillen. Hij wijdt daaraan een interessante beschouwing. Ook hier moet de lezer er zelf, bijvoorbeeld aan de hand van de opgenomen lijst met bronnen, verder mee aan de slag.

Statenvertaling
In dat kader brengt hij de Statenvertaling van de Bijbel ter sprake. Hij vermeldt dat de Statenvertaling als zeer invloedrijk beschouwd moet worden ten aanzien van het ontstaan van de Nederlandse standaardtaal. Ik weid hierover niet verder uit, maar ik ben dankbaar voor deze uiterst concrete uitspraak, omdat in onze omgangstaal zo veel woorden en uitdrukkingen uit de Statenvertaling teruggevonden worden.

Het boek eindigt met de gelijkenis van de verloren zoon (Lukas 15) in de dialecten van onze twaalf provincies.

Deze korte impressie geeft aan dat we mogen spreken van een waardevolle publicatie. Om te lezen en om even na te slaan.