Boekrecensie

Titel: Deining. Koers en karakter van de ARP ter discussie, 1956-1970
Auteur J. J. van den Berg

Uitgeverij: Kok
Kampen, 1999
ISBN 90 435 01 51 4
Pagina's: 492
Prijs: ƒ 75

Titel: Een 'meneer' van een krant. Trouw en Bruins Slot 1943-1968
Auteur: P. Bak

Uitgeverij: Kok
Kampen, 1999
ISBN 90 435 01 52 2
Pagina's: 440
Prijs: ƒ 75

Recensie door A. de Jong - 17 november 1999

De ommezwaai van Bruins Slot

„Wij zitten in de verhouding Nederland-Indonesië zo muurvast, dat wij (...) tot een gesprek op hoog niveau over alle dingen moeten geraken”, sprak ARP-leider Bruins Slot op 3 oktober 1961 in de Tweede Kamer. Deze historische woorden betekenden een abrupte breuk met de antirevolutionaire traditie. Al het verzet van de voorgaande jaren tegen het prijsgeven van „ons koloniaal erfgoed” werd in één keer opgegeven.

De spectaculaire standpuntwijziging van ARP-leider Bruins Slot staat symbool voor een veel bredere omslag die zich begin jaren zestig binnen de antirevolutionaire zuil voltrok. Het strak vanuit de eigen beginselen naar de werkelijkheid toe redeneren maakte plaats voor een „open houding naar de wereld”, zowel in privé-leven als in maatschappij, kerk en politiek. Rotsvaste zekerheden werden in betrekkelijk korte tijd ingewisseld voor nieuwe opvattingen, niet zelden ook voor een zoekende houding.

Deze omslag in denken komt aan bod in twee proefschriften die recentelijk aan de Vrije Universiteit te Amsterdam werden verdedigd. Vorige week promoveerde J. J. van den Berg op ”Deining. Koers en karakter van de ARP ter discussie, 1956-1970”. Van den Berg beschrijft het interne ideologische debat dat in deze jaren in de ARP werd gevoerd en richt zijn aandacht daarbij met name op een drietal stromingen: traditionelen, pragmatisch-modernen en evangelisch-radicalen.

P. Bak promoveerde gisteren op een ander onderdeel van de gereformeerde zuil: het dagblad Trouw, dat tot het begin van de jaren zestig sterk aan de ARP gelieerd was. In zijn dissertatie ”Een 'meneer' van een krant. Trouw en Bruins Slot 1943-1968” onderwerpt Bak de koers van de uit het verzet stammende krant, wat de eerste 25 jaar van haar bestaan betreft, aan een grondige analyse. Net als Van den Berg komt Bak tot de conclusie dat de Nieuw-Guinea-crisis een wending in het antirevolutionaire denken markeert, een wending die veel meer omvatte dan alleen een nieuwe visie op het buitenlands beleid.

Sleutelfiguur
Sleutelfiguur is in beide boeken dr. J. A. H. J. S. Bruins Slot, oud-burgemeester, oud-verzetsman, van 1952 tot en met 1962 voorzitter van de Tweede-Kamerfractie van de ARP, van 1943 tot 1970 hoofdredacteur van Trouw. Bruins Slot mag dan geen man geweest zijn van het kaliber van Kuyper, Colijn of Schouten, zijn invloed is desniettegenstaande groot geweest, al was het maar door de belangrijke posities die hij jarenlang binnen zijn zuil bekleedde. Het idee dat Nederland Nieuw-Guinea beter aan Indonesië af kon staan was binnen de ARP al eerder naar voren gebracht, maar pas toen Bruins Slot in het openbaar deze visie overnam, sloeg dat in als een bom.

De ARP-visie op koloniale aangelegenheden leek tot dan toe te staan als een huis. Uitgangspunt waren Schrift en historie. Zonder de koloniale geschiedenis in alle onderdelen goed te praten, was het voor de antirevolutionairen zonneklaar dat het Nederlandse gezag in de Indische archipel door Gods voorzienigheid tot stand was gekomen. Het ging dus om een wettig overheidsgezag. En stond in Romeinen 13 niet duidelijk dat de overheid Gods dienares was en het zwaard niet tevergeefs droeg? Bovendien zou het hoogst gevaarlijk zijn om Nieuw-Guinea over te laten aan de met het communisme flirtende Sukarno.

Kansloos
Wat was nu de oorzaak dat Bruins Slot deze beproefde redenering opeens niet meer van toepassing achtte? Het antwoord luidt volgens beide promovendi in eerste instantie eenvoudig: de ARP-leider was tot de conclusie gekomen dat onverkort vasthouden aan Nieuw-Guinea tot een bloedige oorlog met Indonesië zou leiden, een oorlog waarin Nederland kansloos zou zijn, aangezien de Verenigde Staten ons land niet zouden steunen.

Maar het was zeker niet alleen pragmatisme dat Bruins Slot tot zijn nieuwe standpunt bracht. Begin jaren zestig groeide bij de ARP-leider ook een werkelijke, innerlijke overtuiging dat hij het in de voorgaande jaren mis had gehad. Daarbij speelde de vasthoudende actie van de zendingslobby binnen de ARP een doorslaggevende rol.

Bak maakt melding van het onderhoud dat een dertigtal gereformeerden, onder wie een groot aantal zendingsmensen, op 20 december 1960 met het moderamen van de ARP had. Het gezelschap was van mening dat Nederland Sukarno niet tegen de haren in moest strijken. Dat zou de positie van de zending en dus de voortgang van het Evangelie ernstig schaden.

Gebed
Hoewel het gesprek in een hartelijke sfeer verliep, gaf de leiding van de ARP geen duimbreed toe. Toch was het effect van het gesprek groot. Vooral het gebed waarmee ds. Pos het gesprek besloot, greep Bruins Slot enorm aan. Diep in de nacht zou hij iemand hebben opgebeld en gezegd hebben: „Ik ga een andere koers varen.” Een klein jaar later voegde hij de daad bij het woord.

Hoewel ook partijvoorzitter Berghuis in diezelfde tijd een ommezwaai maakte en daar publiek uiting aan gaf, trok de rede die Bruins Slot op 3 oktober in de Tweede Kamer hield de meeste aandacht. Binnen de ARP stak een storm van verontwaardiging op. Onbegrijpelijk vonden grote groepen antirevolutionairen het dat een zo solide standpunt als het hunne zonder slag of stoot werd opgegeven, zonder overleg met de basis van de partij. De Friese senator H. Algra ontzag zich niet de ommezwaai als „woordbreuk” en „verraad” te bestempelen.

Beginselverzaking
De onrust en het tumult die door deze kwestie in de partij ontstonden, richtten zich binnen de kortste keren op veel meer zaken dan de kwestie Nieuw-Guinea alleen. Velen verweten de partijleiding beginselverzaking in het algemeen. De principes van de ARP „verwaterden”, zo meenden talloze partijgangers. Was de bouwcrisis van 1960 ook niet een voorbeeld van het tegen de socialisten aanschurken van de antirevolutionaire kamerfractie? En hield diezelfde fractie het been wel voldoende stijf in het debat over de Mammoetwet?

Voor het eerst in de geschiedenis van de partij ontstond er een officieel georganiseerde pressiegroep van bezwaarden: Verar (”Verontrusten in de ARP”). Voor de verkiezingen van 1963 voerde zij een voorkeursactie voor M. W. Schakel, de behoudende burgemeester uit de Alblasserwaard, die op een onverkiesbare plaats stond. Ook presenteerde Verar een alternatieve kandidatenlijst waarop geen enkel lid van de toenmalige kamerfractie voorkwam. Het signaal was duidelijk: voor de verontrusten was er eigenlijk maar één oplossing voor de gerezen moeilijkheden: een volledige personele vernieuwing aan het Binnenhof. Voor hen was de ARP niet meer wat zij geweest was.

Evangelisch-radicaal
En daarin hadden zij zonder meer gelijk. De leiding had definitief een andere koers ingezet. Met het nieuwe standpunt over Nieuw-Guinea vertolkten Bruins Slot en Berghuis een visie die later als evangelisch-radicaal benoemd zou worden en die zou culmineren in de zogenaamde ”bergrede” van Aantjes.

Daarbij ging het in zijn algemeenheid om een andere manier van omgaan met Schrift en historie. Afzonderlijke bijbelteksten, zoals de eerste verzen van Romeinen 13, kregen in die visie minder nadruk, terwijl het uitgangspunt meer dan vroeger genomen werd in de centrale boodschap van de Schrift. Die luidde volgens Bruins Slot: het realiseren van gerechtigheid in de concrete werkelijkheid.

De nieuwe denkwijze had talrijke implicaties. Met name op sociaal terrein wilde een deel van de ARP-voorlieden voortaan nadrukkelijk „links” genoemd worden. Een christen kon in hun ogen nooit genoegen nemen met de bestaande werkelijkheid, maar streefde altijd naar verbetering. Daardoor kwam plotseling ook de PvdA in beeld als in feite de best denkbare coalitiepartner, een PvdA waarvoor jarenlang gewaarschuwd was. Daardoor verdween ook de angst voor te vergaand overheidsingrijpen (soevereiniteit in eigen kring!) als sneeuw voor de zon. Daardoor kwam ontwikkelingshulp naar voren als hoogste prioriteit van christelijke politiek.

Radix
De 'nieuwe' ARP-politici ervoeren hun denken slechts ten dele als een breuk met het verleden. „Radicaal” had in hun ogen veel te maken met het Latijnse ”radix”: wortel. Juist naar die werkelijk antirevolutionaire wortels wilden zij terug. Groen en Kuyper waren immers ook nooit behoudend geweest vanwege het behoudende?

Dat de nieuwe denkrichting binnen de partij de wind mee had –vooral onder jongeren genoot zij veel aanhang–, mocht voor Bruins Slot niet meer baten. Nieuw-Guinea kostte hem de politieke kop. De kiesverenigingen zetten de fractieleider op een vernederende elfde plaats op de kandidatenlijst, waarna hij eieren voor zijn geld koos en zich volledig ging wijden aan 'zijn' dagblad Trouw, waarvan hij al sinds 1943 hoofdredacteur was.

Ook in die functie was hij al enige tijd bezig zijn evangelisch-radicale lijn uit te dragen. Wat hem betreft moest Trouw een open, niet-partijgebonden dagblad worden dat de lezer objectieve voorlichting gaf over alles waarin die lezer interesse had. Enkele voorbeelden kunnen verduidelijken hoe onder leiding van Bruins Slot niet alleen de ARP, maar ook het dagblad Trouw een andere richting insloeg.

In de eerste plaats het beleid ten aanzien van de zondag. In februari 1963 lokte Bruins Slot met opzet een discussie over de eerste dag van de week uit. Een achttal min of meer vooraanstaande protestanten mocht vrijuit zijn mening geven over zondagsheiliging. Zeven van hen voerden een pleidooi voor een veel liberalere zondagsopvatting. Zo stelde prof. dr. J. van den Berg, hoogleraar ethiek aan de VU, dat je onmogelijk kon zeggen dat een huisvrouw die op zondag de was deed, zondigde. Dat gold evenmin voor een christen die er zondags op uittrok; voor een stadsgezin kon dat zelfs een „zegen” zijn.

Zwembaden
Prof. dr. P. A. van Stempvoort, een theoloog uit Groningen, ging zover dat hij zich keerde tegen het sluiten van zwembaden op zondag. Mensen die dat voorstelden, „snappen niets van het Nieuwe Testament”, meende Van Stempvoort. De redactie van Trouw sprak de opvattingen niet tegen. Dat liet de krant over aan de ingezondenbrievenschrijvers.

Een tweede voorbeeld van een geheel nieuw redactioneel beleid betreft de kwestie Zuid-Afrika. Hoewel Trouw discriminatie naar ras „een lelijke zaak” noemde, ging het dagblad er de eerste jaren na de oorlog volledig van uit dat de segregatie van blanken en zwarten in Zuid-Afrika „niets met rassendiscriminatie te maken had.” In maart 1960 wijzigde Trouw zijn standpunt, nadat bij onlusten bij Johannesburg 69 demonstranten waren doodgeschoten. De krant werd een fel bestrijder van de apartheid.

Opzienbarend was de paginaruil die Trouw op 13 december 1963 tot stand bracht met de Afrikaanse krant Die Burger. Trouw mocht voor één dag een pagina in Die Burger vullen, het Afrikaanse dagblad mocht een bladzijde in de krant van Bruins Slot volschrijven. Hoewel voor- en tegenstanders van apartheid inhoudelijk niet dichter bij elkaar kwamen, was de paginaruil een groot succes. Kranten, radio en televisie besteedden er uitgebreid aandacht aan. Even was Trouw wereldnieuws.

Geen groei
Opmerkelijk is dat de koerswijziging van Trouw, anders dan de ontzuiling van de Volkskrant, geen groei van het aantal abonnees te zien gaf. Won de Volkskrant tussen 1960 en 1970 bijna 30.000 abonnees, de daling van het aantal abonnees van Trouw was niet te stuiten. Dat behoudende lezers wegliepen en zich in 1971 tot het Reformatorisch Dagblad wendden, valt te begrijpen, maar waarom kwamen er geen moderne lezers bij?

Bak zoekt aan het eind van zijn studie naar een antwoord. Een van de factoren zou kunnen zijn dat waar de Volkskrant aansluiting vond bij de protestgeneratie, Trouw deze groep geheel miste. Beide kranten waren kritisch, de één echter ingefluisterd door Marx en Marcuse, de ander op grond van een Bijbels, evangelisch radicalisme. Verder was de Volkskrant, zo meldt Bak, „van de eerste tot de laatste pagina een moderne, met durf gemaakte krant”, terwijl Trouw een oubollige uitstraling had, „met pagina's vol niet te pruimen verslagen over toogdagen van protestantse pluimveehandelaren.”

En dan was er nog iets. E. Diemer, hoofdredacteur van de Rotterdammer-bladen, heeft eens gezegd dat als de krant „een meneer” zou zijn, dat die meneer dan de lezer was. Voor Trouw gold dat niet, noch voor noch na het breukpunt rond 1960. Ook met zijn nieuwe, progressieve opvattingen wilde Bruins Slot de lezer blijven bewerken, opvoeden, wakker schudden. Als Trouw „een meneer” was, dan was die meneer Bruins Slot.

Stemvolk
Al met al geven beide dissertaties een goed beeld van de deining in de antirevolutionaire zuil in de beschreven periode. Tegen de donkere achtergrond van de voortdurende electorale verliezen die de ARP vanaf 1956 moest incasseren, vlamde het interne ideologische debat soms hoog op. Wie in dat debat geïnteresseerd is, leze deze boeken.

Dat betekent niet dat er geen kritiek te leveren valt op de verschenen studies. Eén voorbeeld. In het boek van Van den Berg komt de omgeving waarin de ARP opereerde er bekaaid af. ”Een kleine partij in een grote wereld”, luidde de titel van een brochure van Bruins Slot. Na lezing van ”Deining” domineert echter het beeld van ”een grote partij in een heel kleine wereld.”