Boekrecensie

Titel: Aan het hof
Auteur: Remco Meijer

Uitgeverij: Bert Bakker
Amsterdam, 1999
ISBN 90 351 21627
Pagina's: 303
Prijs: ƒ 39,90

Recensie door Bea Versteeg - 15 september 1999

”Aan het hof” geeft beschrijving reilen en zeilen hofhouding

Koningin houdt niet
van pottenkijkers

Hoeveel daglicht kan een monarchie verdragen? Heel weinig, vindt koningin Beatrix. Om haar ambt te kunnen vervullen, verlangt zij een strikte bescherming van haar privacy. Onder die bescherming –of beter áfscherming– hoort ook het functioneren van de hofhouding, de mensen die haar met raad en daad bijstaan. Het Nederlandse staatshoofd heet modern, maar schuwt een vleugje mythe niet.

Om de afstand tot de onderdanen te behouden, is koningin Beatrix niet gecharmeerd van kijkjes in haar keuken. Wie het toch probeert, moet over veel doorzettingsvermogen bezitten. Hoeveel, merkte de journalist Remco Meijer van Elsevier. Hij geeft in ”Aan het hof. De monarchie onder koningin Beatrix” een beschrijving van de hofhouding van de Koningin en laat zien hoe deze haar helpt de openbare optredens te verzorgen.

Meijer hoefde er niet op te rekenen dat de deuren van paleis Noordeinde, waar de hofhouding haar kantoren heeft, openzwaaiden. Verschillende mogelijke gesprekspartners gaven hem eenvoudig nul op het rekest. Oud-grootmeester Kist, het hoofd van de hofhouding, bijvoorbeeld. „Als iemand die mij betrouwbaar voorkomt, belt met een kleine vraag, vind ik het flauw om niets te zeggen. Maar ik ga niet opeens allerlei interviews geven. Nee, ook niet ten behoeve van een boek. De afspraak is nu eenmaal dat wij niet over ons werk praten. Niet omdat er grote geheimen zijn, want die zijn er niet. Nee, de reden is eenvoudig. Wat wel geheim is, is om goede redenen geheim, en dat moet dus zo blijven. Als werknemer of oud-werknemer binnen het systeem heb je je daaraan te houden.”

Blunder
Kist wil ook na zijn vertrek in 1998 bij het hof niet bij zijn voormalige werkgeefster in ongenade vallen. De grootste blunder die leden van de hofhouding kunnen begaan, is het met naam en toenaam verschijnen in de pers. Op die manier vestigen ze de aandacht op zichzelf of zorgen ze voor trivialisering van het koningschap. Dat is het laatste wat koningin Beatrix wil. Zij oefent haar ambt serieus uit en verwacht van haar naaste medewerkers hetzelfde. De grootmeester, hofdames en adjudanten mogen met journalisten uitsluitend beleefdheden uitwisselen. Dat wil niet zeggen dat iedereen zich daaraan houdt.

Koningin Beatrix bepaalt zelf tot in detail het beeld dat van haar naar buitenkomt. Ze regeert met straffe hand. De medewerkers mogen geen fouten maken, want dan „wacht hun een uitbrander. Nonchalance in de nabijheid van dit staatshoofd is een doodzonde. Daarom is de sfeer in het werkpaleis niet 'losjes'. De angst een zwartepiet toegeschoven te krijgen voor een mispeer tijdens de werkzaamheden is daarvoor te groot. Niet in ongenade vallen bij de bazin, daar draait het om.”

Het strikte handhaven van de privacy komt voort uit de vrees dat een pratende medewerker zich een mening van de Koningin laat ontvallen. Over die meningen kunnen de premier vragen worden gesteld, omdat de ministeriële verantwoordelijkheid bij hem rust.

Te kritiekloos
Deze opvatting onderschrijft Meijer „maar in de praktijk fungeert deze defensieve opstelling eerder als bescherming van de persoonlijke levenssfeer dan als constitutionele waarborg. En de schermen van afweer rond het hof van Beatrix staan op gespannen voet met het feit dat het functioneren van de Dienst van het Koninklijk Huis (de hofhouding, red.) de publieke zaak (het 'openbaar belang') raakt.”

De vraag hoe een door zekere angst om te falen geregeerde hofhouding niet te kritiekloos tegenover de Koningin opereert, stelt Meijer niet. Toch dringt die kwestie zich bij lezing van zijn uitmuntende en uitputtende beschrijving van de Dienst van het Koninklijk Huis op. Geen leidinggevende, ook een staatshoofd niet, kan goed functioneren als hij zijn kritiek niet heeft georganiseerd.

Ongevoelig voor de mening van anderen is koningin Beatrix niet, zo blijkt uit opmerkingen van RVD-hoofddirecteur Brouwers. Hij behoort niet tot de hofhouding maar praat als verantwoordelijke voor de voorlichting over het Koninklijk Huis regelmatig een aantal zaken met haar door. Brouwers zegt „in beslotenheid maar open met de Koningin over alles” te kunnen spreken. „Binnen mijn gebondenheid heb ik altijd gehoor gevonden voor mijn opmerkingen. Daarmee is niet gezegd dat ik in alle gevallen mijn zin krijg.”

Klein ministerie
Ondanks de zeker niet losse sfeer kan verstarring moeilijk intrede doen aan het hof. Koningin Beatrix reorganiseerde bij haar aantreden de hofhouding tot een klein ministerie, waardoor het ingebed werd in het staatsbedrijf. De liefelijke chaos die Soestdijk kenmerkte, verdween. Afgezien van de grootmeesteres, de hofdames en enkele andere functionarissen wisselen de algemeen en particulier secretarissen, de adjudanten om de paar jaar. Zij gaan dan terug naar de ministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken. Het verblijf aan het hof is tijdelijk. De tijd dat een benoeming tot lid van de hofhouding een baan voor het leven was, is voorbij.

Tot de hofhouding behoren momenteel slechts 56 mensen. De oudgedienden, honderd in getal, vormen de honoraire hofhouding. Zij doen af en toe dienst. Een veel grotere groep van 800 mensen maakt het mogelijk dat ook werkelijk alles goed loopt. Tot de laatste groep behoren zowel de tuinman, de kok, lakeien, de kleedster als de chauffeurs, beveiligers en projectmedewerkers van de Rijksvoorlichtingsdienst. De beveiligers en projectmedewerkers zijn niet in dienst van het Koninklijk Huis. Wie van de anderen door de Koningin worden betaald, blijft privé. De militaire leden van de hofhouding drukken op de begroting van Defensie. De grootmeesteres en de hofdames ontvangen geen salaris. Zij mogen onkosten declareren.

Gespannen
Het aardigst is het boek, als het Meijer werkelijk lukt om een kijkje in de keuken te krijgen. Zo was hij bij de grote vergadering van de bij Prinsjesdag betrokken leidinggevende militairen. Inmiddels ex-gouverneur van de residentie, generaal-majoor Fabius, maant de commandanten ervoor te zorgen dat hun manschappen ook „echt staan. Op de heenweg is de Koningin gespannen. Ze zwaait wel, maar denkt toch vooral aan de juiste klemtonen in de Troonrede. Op de terugweg let ze op. Juist dan ziet ze alles, en juist dan staan wij er vaak slordiger bij. Zij heeft mij er ook op gewezen dat de penningen van de FAL-geweren moeten.”