Boekrecensie

Titel: Tweehonderd jaar Ministerie van Buitenlandse Zaken
Auteur: Buitenlandse Zaken
Uitgeverij: Sdu Uitgevers
ISBN 90 12085586 1
Pagina's: 371
Prijs: ƒ 69,90

Recensie door P. Chr. van Olst - 28 oktober 1998

Nacht van Kersten
op herhaling

Wie zich interesseert in de buitenlandse betrekkingen van Nederland in de afgelopen twee eeuwen, kan sinds vorige week terecht bij het ministerie van buitenlandse zaken voor een complete en overzichtelijke 'autobiografie'. Het departement schreef die ter gelegenheid van het 200-jarig bestaan. Met gedetailleerde geschiedschrijving: van de Nacht van Kersten tot het kippenboutje van Van Vollenhoven.

Zowel diplomaat M. R. W. van Vollenhoven (vorige eeuw) als ds. G. H. Kersten kreeg een plek in het hoofdstuk over het protocollaire leven van ambtenaren van het ministerie van buitenlandse zaken, in het bijzonder van hen die op buitenposten zoals ambassades en consulaten werken. Elke handeling ligt vast: de plaats in een voertuig of aan een banket en de volgorde van het nemen van lekkernijen.

Van Vollenhoven waagde bij dat laatste eens een relativerende opmerking te plaatsen: „Diplomaten geven wel voor dat het hun er alleen om te doen is het land dat zij vertegenwoordigen niet te doen beleedigen; men kan evenwel gerust aannemen dat dit land er in den regel maling aan heeft of het kippenboutje dat zijn vertegenwoordiger begeerde door een collega werd verorberd, die voor hem bediend werd”. Toen niet, maar later bracht zijn relativerende omgang met het protocol hem eens in een moeilijke positie: hij had drie hoge, Belgische heren tegelijkertijd te dineren gevraagd, maar kon ze niet alledrie tegelijk de beste positie aan tafel geven.

De Nacht van Kersten wordt opgerakeld in het kader van de vraag met wie Nederland nu een diplomatieke betrekkingen moet aangaan. Als „fel-antipapistisch kamerlid” was ds. Kersten tegen een Nederlandse vertegenwoordiging bij de „Heilige Stoel”, het Vaticaan in Rome. Om die reden diende hij in 1925 een amendement in op de begroting van Buitenlandse Zaken. Toen dat steun kreeg van een kamermeerderheid, viel het juist aangetreden kabinet-Colijn.

Apenrots
”Tweehonderd jaar Buitenlandse Zaken” beschrijft zo de hele bestaansgeschiedenis van het ministerie. Van de oprichting van het agentschap voor buitenlandse betrekkingen, twee eeuwen geleden, waar slechts een handjevol ambtenaren werkzaam was, tot het aantreden van minister Van Aartsen, die op het karakteristieke ministerie, vanwege de vorm ook wel “Apenrots” genoemd, leidinggeeft aan zo'n 4000 werknemers. „In tweehonderd jaar is het departement van buitenlandse zaken uitgegroeid tot een ministerie dat wereldwijd 24 uur per dag actief is”, schrijft Van Aartsen in een voorwoord.

De belangrijkste verandering die Van Aartsen signaleert, is dat Buitenlandse Zaken een ministerie van het Nederlandse volk is geworden. „In 1798 was de wereld van Buitenlandse Zaken nog het prerogatief van de elite. Het volk werd er meestal pas bij betrokken als er oorlog uitbrak”.

In de hoofdstukken die volgen, wordt de ontwikkeling van „een ministerieloos tijdperk” tot een groot departement beschreven. Daarbij komen onder andere aan de orde de historie van de Nederlandse betrekking met China, met de wereld van de islam, met Duitsland, met Zuid-Afrika en het functioneren van Nederland in de Europese integratie en de internationale rechtsorde.

Achterlijk en preuts
In een slothoofdstuk wordt de beeldvorming over Nederland in het buitenland voor het voetlicht gehaald. Overdreven stereotypen bepalen die beeldvorming. Tot 1963 werden Nederlanders beschouwd als achterlijk, ouderwets en preuts. Naar aanleiding van de zogenaamde Staphorster affaire van '63 bereikte dat een hoogtepunt: Staphorsters hadden twee overspelige minnaars op een boerenkar door het dorp gevoerd. Direct daarna sloeg het beeld radicaal om. Nederland werd beschouwd als het Sodom en Gomorra van vrijheid, blijheid, drank en drugs. Vandaag de dag kent ook die beeldvorming haar nuances en is het Nederlandse poldermodel internationaal voorbeeld geworden. Maar intussen blijft Nederland voor de buitenstaander het land van klompen, kaas en de eeuwige strijd tegen het water met Hansje Brinkers' vinger in de dijk.