Recensie door J.
van Klinken - 17 januari 2001
Verborgen verleiders
ontmaskerd
De eerste langspeelplaat van de toen nog onbekende fluitist Thijs van
Leer liep voor geen meter, maar de exemplaren gingen als warme broodjes
over de toonbank toen de prijs met vijf gulden omhoog ging. De mensheid
wil bedrogen worden en velen weten hoe dat moet. Via de media proberen
ze ons uit hun hand te laten eten. De Amsterdamse massapsycholoog Jaap
van Ginneken brengt in kaart hoe dat in zijn werk gaat. De verborgen verleiders
ontmaskerd.
Wij mensen zijn dagdromers, vol van vage, verborgen verlangens, schuldgevoelens
en ongrijpbare emoties. Nergens weten ze dat beter dan achter de schermen
van de moderne media. Reclamemakers, marketingexperts, communicatiedeskundigen
en psychologen in dienst van de commercie willen ons doorgronden om zo
goed mogelijk op onze zwakke kanten te kunnen inspelen.
Toen de Amerikaan Vance Packard in 1957 zijn eerste boek ”De Verborgen
Verleiders” schreef om ons als publiek de ogen te openen voor deze praktijken,
veroorzaakte dat in de westerse wereld een grote schok. Dat we voortdurend
en massaal bij de neus werden genomen en dat zich op dit gebied een complete
tak van industrie ontwikkelde, hadden maar weinigen zich tot dat moment
gerealiseerd.
Onder de pet
Nu, ruim 40 jaar later, is dat proces van mediabeïnvloeding alleen
maar verder voortgeschreden en verfijnd. Daarom leek het dr. Jaap van Ginneken,
verbonden aan de Vakgroep Communicatiewetenschap van de Universiteit van
Amsterdam, een goede gedachte om de huidige stand van zaken in kaart te
brengen en het publiek een handje te helpen bij de beoordeling van de signalen
die dagelijks op ons worden afgevuurd.
”Verborgen verleiders” heet het boek waarin hij de hedendaagse reclame-,
programma- en nieuwsmakers onder de pet kijkt. Een titel dus die bekend
voorkomt. Het boek kan gezien worden als een actualisering van de analyse
van Vance Packard. Het belang daarvan is in die veertig jaar alleen maar
groter geworden. Het aantal signalen dat in de moderne informatiemaatschappij
op ons afkomt, is indrukwekkend toegenomen. Reclameboodschappen vloeien
in een niet te stelpen stroom onze woningen binnen en zijn daarbuiten overal
prominent aanwezig.
Met de gedrukte nieuwsbronnen, zoals dagbladen, huis-aan-huisbladen
en gratis treinkranten, is het al niet anders. Verder is er natuurlijk
de tv die 24 uur per dag via een scala aan zenders probeert ons met een
bonte brij aan programma's en bijbehorende reclame te bestoken. Internet
vult de gaatjes die nog over waren.
Kuddegedrag
Dat bombardement aan signalen beïnvloedt ons natuurlijk, maar
de mate waarin dat gebeurt, kon nog wel eens veel groter zijn dan we ons
bewust zijn. Van Ginneken: „De mens is een sociaal dier en vertoont kuddegedrag.
Wij zitten zo in elkaar dat we heel erg op elkaar letten. De signalen uit
onze omgeving pakken we op als een belangrijke aanwijzing hoe het leven
geleefd dient te worden. Er zit bij wijze van spreken een mannetje in ons
dat voortdurend vanuit onze ooghoeken in de rondte kijkt om te zien wat
we moeten doen. Je loopt op straat en vertoont een hevige schrikreactie.
Dan zul je zien dat mensen om je heen onmiddellijk gaan controleren wat
er voor vreselijks is gebeurd. Dat mechanisme werkt dus ook door bij mediasignalen.
Veel informatie over de belangrijke dingen des levens krijgen we uit de
media. Zo zitten we in elkaar.”
De mens is een sociaal dier. Maar onderscheidt hij zich juist niet
van de dieren doordat hij kan nadenken?
Van Ginneken: „Onafhankelijk denken bestaat niet. Ieder mens borduurt
verder op bestaande denkpatronen. Je neemt je bagage mee. Die is mede gevormd
door de signalen die de media met hun amusement, reclame, nieuws en dergelijke
op ons afsturen.”
Maar gaat dat zo ver dat die signalen ons gedrag bepalen?
„In toenemende mate. Bedenk wel dat we in een maatschappij leven waarin
we steeds meer tijd besteden aan de media. Daarom zouden we beter voorbereid
en beter geschoold moeten worden om te weten wat die media met ons doen.
Neem reclame. Veel reclame is erop gericht dat een mens zich eerst ongelukkig
gaat voelen. Je krijgt te horen dat je roos hebt of okselgeuren of gele
tanden en dat je er niet uitziet en je kleren niet modieus zijn. Het wonderlijke
is dat, als je mensen dat maar kunt aanpraten, je hen aan het vishaakje
hebt zitten van je verkoopboodschap. Als je die kleren koopt, die after-shave,
die zeep, dan voel je je opeens een stuk lekkerder.”
Foefjes
Het doorzien van dat soort truukjes vergt de nodige vaardigheid. „Er
wordt”, zegt Van Ginneken, „veel gebruik gemaakt van foefjes die niet zo
gemakkelijk te herkennen zijn. In mijn boek zet ik al die foefjes op een
rijtje.”
Vindt u het laakbaar dat reclamemensen op die manier inspelen op
onze zwakheden?
„Zo zit onze maatschappij in elkaar. Iedereen jaagt het eigen belang
na. Iedereen mag daarin ook het eigen verkoopverhaal vertellen. Of ik het
zelf zou willen? Nee, mensen alleen maar dingen aansmeren die ze niet nodig
hebben, vind ik niet zo netjes. Maar als wetenschapper en publicist zie
ik het niet als mijn taak om het vingertje te heffen, maar meer om aan
te geven hoe het werkt. Dan moeten mensen zelf maar uitmaken wat ze ervan
vinden. In mijn boek beschrijf ik wel met enige ironie hoe het spel in
elkaar steekt. Daar ligt een moreel oordeel in opgesloten.”
Treurig
Niet alleen reclamemakers, ook nieuws- en programmamakers spelen op
onze zwakke kanten in. Zij brengen volgens de Amsterdamse psycholoog niet
wat ze op grond van hun vak belangrijk vinden, maar wat de lezer graag
wil lezen en de kijker graag wil zien. „Redacties van omroepen en dagbladen
weten vanuit hun opleiding en sociale positie wat er geweten moet worden.
In omroepland zie je echter in toenemende mate dat men de kijker geeft
wat hij graag wil zien. Daarbij richt men zich op de grootste gemene deler.
Mensen willen glitter en glamour. Op zich is daar helemaal niets mis mee,
maar zeven dagen in de week vind ik een beetje veel. Ik ontvang op mijn
tv dertig zenders. Er zijn vele avonden dat er op prime time (tussen acht
en tien uur) helemaal niets is wat ik de moeite waard vind. Dat is toch
wel treurig.”
Het zegt ook iets over de gemiddelde smaak van de gemiddelde mens.
„Meer nog over degenen die de gemiddelde mens willen bedienen. Men
speelt in op bepaalde kanten van mensen terwijl andere onaangeroerd blijven.
Mensen zijn niet alleen egoïstisch maar ook menslievend, vertonen
niet alleen kuddegedrag maar zijn ook kritisch. Wat je in prime-time ziet,
is dat mensen alleen worden aangesproken op consumentisme, rijk willen
worden en dat soort zaken. Dat vind ik een verschraling.”
Waarom dat inspelen op de minder fraaie kanten van de mens?
„Omdat de media steeds meer afhankelijk zijn van reclame. Reclame vloeit
toe naar die zenders waar een omgeving is die aansluit bij de reclame.
Reclame plaatst dus een premie op programma's en redactionele formules
die de gerichtheid op consumentisme ondersteunt. Zo krijgen we steeds meer
over steeds minder.”
In de Verenigde Staten gaan de ontwikkelingen nog verder dan in Europa.
De schrijvers van sentimentele series (soaps) moeten zich houden aan een
veelheid aan richtlijnen om de commercie te behagen. Hun producten komen
hier ook op de buis omdat de meeste soaps van Amerikaanse origine zijn.
Van Ginneken: „De verborgen boodschap van zulke programma's is: materiële
welstand maakt dat je leuke spulletjes kunt kopen en dat je dus gelukkig
wordt. Die series spelen zich vaak af in rijke milieus en niet bij arme
sloebers. Mensen in soaps zijn glamoreus. Dat versterkt de minderwaardigheidsgevoelens
bij de kijker: zo zou je ook willen zijn. Dat kan door gedrag te kopiëren
en dat betekent welstandig leven, consumeren.”
Politiek
Dat proces heeft invloed op de maatschappij in al haar verbanden. „Indirect
beïnvloedt het ook de politiek. Beginselpolitiek wordt gemarginaliseerd
en het pragmatische wordt versterkt. De samenleving wordt er ook egoïstischer
door”, analyseert Van Ginneken.
Wat kan hier nog meer tegen gedaan worden dan er boeken over te schrijven
en te lezen?
„Het onderwijs zou er veel meer aan moeten doen. Van het basisonderwijs
tot de hogere opleidingen. Burgers zijn te weinig bedacht op beïnvloeding.
Ik heb mijn boek ook een beetje op het onderwijs geschreven. Het reikt
discussiestof aan waardoor wij ons bewust worden van wat er aan signalen
op ons afkomt.”
De dagbladwereld ontkomt naar de mening van Van Ginneken evenmin aan
de verschraling die zich elders voordoet. „Kranten beginnen steeds meer
op elkaar te lijken. Als je de opmaak van knipsels onherkenbaar maakt,
kun je vaak niet meer raden uit welke krant ze komen. Het is één
grote brij van zogenaamde weldenkendheid waardoor kranten voorspelbaar
zijn geworden. Ik lees te weinig dwarse opinies. Het is de taak van een
publicist om voortdurend de werkelijkheid om te keren en ondersteboven
te houden om te kijken of er een achterkant van het gelijk is. Dat vergt
vaardigheid en scholing omdat het niet zo simpel is. Maar het moet gebeuren,
al was het alleen maar om te pogen gaten te schieten in gangbare opinies.
Als er geen grote gaten in komen, dan weet je dat het deugt. Je ziet nu
veel teveel dat de media alles voor zoete koek slikken. Dan denk je te
weten hoe de wereld in elkaar zit, maar het beeld correspondeert niet met
de ware werkelijkheid.
In dat opzicht was het verzuilde systeem nog zo slecht niet. Iedereen
juicht nu dat de verzuiling achter de rug is, maar men vergeet dat we haar
hebben ingeruild voor commercialisme. Natuurlijk waren verzuilde media
in zekere zin eenzijdig, maar ze spraken elkaar tegen, wat zorgde voor
een panorama aan geluiden.”
En als de kijker of lezer dat niet wil?
„Het is maar welke keuze je hem voorschotelt. Als je aan mensen vraagt:
Wilt u reclameblokken tussen journaal en weer, is het antwoord nee. Maar
dat wordt niet gevraagd. Men kijkt wel uit. De keuze is eenzijdig en daardoor
ontstaat een vals beeld over de voorkeur van de kijker of lezer.” |