Boekrecensie |
Titel: Armoede en verzorgingsstaat. Vierde jaarrapport armoede en sociale uitsluiting Redactie: G. Engelsen en J. C. Vrooman & E. Snel Uitgeverij: Amsterdam University Press Amsterdam, 1999 ISBN 90 5356 399 7 Pagina's: 264 Prijs: 39,50
|
Recensie door drs. F. M. van der Veer - 26 april 2000
Nederland en zijn minimaHet schrijven over en het doen van onderzoek naar armoede is duidelijk in. Sinds het kabinet-Kok I in 1995 erkende dat armoede ook in een rijk land als Nederland voorkomt is een stroom aan publicaties over dit verschijnsel verschenen. Onlangs verscheen het vierde jaarrapport Armoede en Sociale Uitsluiting. Armoede en verzorgingsstaat. De centrale vraag in deze studie is in hoeverre veranderingen in de Nederlandse verzorgingsstaat gedurende de afgelopen tien à vijftien jaar invloed hebben gehad op de financiële situatie van de 'armen'. Daarbij wordt dan niet alleen gekeken naar de effecten van het specifieke armoedebeleid, maar ook naar de effecten van overheidsingrijpen op diverse andere terreinen, zoals de gezondheidszorg en de huisvesting. Allereerst wordt stil gestaan bij de vraag wat verstaan moet worden onder armoede. Daarop is niet gemakkelijk een antwoord te geven. Opmerkelijk is dat het overheidsbeleid hiervoor geen precieze norm aangeeft. Zo blijkt bijvoorbeeld dat het sociale minimum datgene wat je nodig hebt om rond te komen in ons land louter politiek bepaald wordt. De norm kan daarom van jaar tot jaar wisselen. Volgens de auteurs is dat geen goede zaak en moet het toch mogelijk zijn een breed gedragen armoedegrens vast te stellen.
Gezond of ziek Actueel is de vraag wat de effecten zijn (geweest) van de herziening van de sociale zekerheid. Vanaf de jaren '80 is er sprake van een terugtredende overheid en dus bezuinigingen op de overheidsuitgaven. Met name de minima zijn hiervan de dupe geworden. Door privatisering in de sociale zekerheid kwam bovendien een deel van de financiële risico's van ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid op het bordje van de werkgever terecht. Dat kan ongunstige bijwerkingen hebben. Werkgevers zullen mogelijk bij het aannemen van mensen juist op de gezondheid van sollicitanten letten. Schuilt daarin niet een groot gevaar van een tweedeling op de arbeidsmarkt? Voor gezonde mensen lijkt er niets aan de hand te zijn, maar wie iets mankeert komt steeds moeilijker aan het werk! Het hoofdstuk Armoede en volkshuisvesting geeft zeker voeding aan de gedachte dat er al een tweedeling bestaat. In de afgelopen decennia is vooral voor de lagere inkomensgroepen de situatie op de huizenmarkt erg verslechterd. Het deel van het inkomen dat aan wonen opgaat is voor hen enorm gestegen. Dit ging bij de minima vooral ten koste van het aandeel dat uitgegeven werd aan verwarming, verlichting, voeding, kleding en schoeisel.
Huursubsidie Opmerkelijk is dat elders in hetzelfde rapport de huursubsidie juist gezien wordt als de meest verstorende vorm van armoedebestrijding die denkbaar is. De overstap van een uitkering naar een betaalde baan in de onderkant van de arbeidsmarkt is financieel niet altijd aantrekkelijk. Dit komt door de zogenoemde armoedeval: het aanvaarden van werk betekent niet alleen het verlies van een uitkering, maar vaak ook het verlies van allerlei gunstige regelingen, waaronder de huursubsidie. De klacht dat werken niet loont, wordt (helaas) door de cijfers ondersteund. Het jaarrapport neemt verder een aantal risicogroepen onder de loep, zoals chronisch zieken en vrouwen. Opmerkelijk is de slechte positie van vrouwen. Zowel het emancipatiebeleid als ontwikkelingen in de sociale zekerheid hadden als vooronderstelling dat het hebben van een betaalde baan een einde zou betekenen aan hun financiële achterstand. Steeds meer vrouwen zijn inderdaad (meer) betaald gaan werken. Dit heeft echter de kans op armoede niet verkleind. Hoe is dit te verklaren?
Taboe De relatie tussen armen en de verzorgingsstaat wordt heel duidelijk wanneer onderzocht wordt hoe het in ons land met de illegalen staat. Schattingen geven aan dat er alleen al in de vier grote steden zo'n 40.000 verblijven. Kenmerkend voor hen is dat ze de overheidsinstellingen mijden, omdat ze bang zijn daarmee hun positie in Nederland te verspelen. De positie van deze groep is met de invoering van de Koppelingswet (1998) theoretisch gezien verder onder druk komen te staan. De wet beoogt namelijk te voorkomen dat illegalen gebruikmaken van collectieve voorzieningen én daarmee ook een schijn van legaliteit opbouwen. In de praktijk blijken echter in het onderwijs en de gezondheidszorg weerstanden te bestaan tegen het uitvoeren van deze wet, omdat men niet met een controlerende taak opgescheept wil worden.
Contraproductief Dit rapport maakt pijnlijk duidelijk dat er van een integraal armoedebeleid geen sprake is. Veel maatregelen werken langs elkaar heen en blijken vaak contraproductief. Als we niet oppassen zullen groepen mensen definitief in het isolement terechtkomen.
|