Boekrecensie

Titel: Met rode oortjes. Over kinderen en boeken
Auteur: Els de Jong-van Gurp

Uitgeverij: Voorhoeve
Kampen, 1998
ISBN 90 297 1542 1
Pagina's: 119
Prijs: ƒ 19,90

Recensie door Henriëtte van de Wetering - 3 februari 1999

Els de Jong vraagt inzet van de opvoeder

Goed voorlezen
doet goed volgen

Wie ”kinderen en boeken” zegt, zoals Els de Jong in de ondertitel van haar boek ”Met rode oortjes”, kan rekenen op de mening van een hoop mensen die zich daarover deskundig achten. Ouders, leerkrachten, recensenten en bibliotheekmedewerkers proberen allemaal in meer of mindere mate kinderen aan het lezen te krijgen.

Waarschijnlijk heeft De Jong, zelf recensente voor het Nederlands Dagblad en actief in het jeugdbibliotheekwezen, ”Met rode oortjes” toch in de eerste plaats voor ouders bedoeld. Dit laten vooral de eerste vijf hoofdstukjes zien, waarin de auteur het nut van lezen in onze informatiemaatschappij uitlegt. Andere vragen die in het boek aan bod komen zijn onder andere: Op welke manieren lezen kinderen? Hoe kun je lezen bevorderen? Wat zijn goede (christelijke) boeken?

Els de Jong schrijft in een zeer toegankelijke, gemakkelijke stijl. De korte hoofdstukken zijn voorzien van aansprekende voorbeelden die in een kader geplaatst staan. Daarin wordt vooral de ideale situatie geschetst:

„„Papa, je moet komen,” roept Sanne (uit groep drie) na de afwas, „ik ga jou voorlezen.” Papa zet het koffiezetapparaat aan (over een goed voorbeeld gesproken! HvdW) en loopt naar Sanne toe. „Hé wat leuk, ga jij mij voorlezen? Hoef ik het niet zelf te doen?” (...) Papa en Sanne kruipen gezellig op de bank.”

Gereedschapskist
Het boek heeft over het algemeen een relativerende toon. Wie zich zorgen maakt over onderzoeken waaruit blijkt dat kinderen niet meer lezen, wordt door de schrijfster aan de hand van cijfermateriaal enigszins gerustgesteld, al gaat het dan vaak om informatief in plaats van recreatief lezen.

Het hoofdstuk ”Lezen en televisiekijken” heeft diezelfde relativerende teneur. Weliswaar is televisie veel vluchtiger dan lezen, toch is televisie volgens de auteur een socialer medium (je kijkt gemakkelijk samen) dan lezen. Bovendien zijn er zowel goede als slechte boeken én programma's.

Els de Jong stelt in haar voorwoord nadrukkelijk dat het boek geen groslijst wil zijn van acceptabele boeken, maar een ”gereedschapskist”, waarmee men zelf kan nadenken en beslissen over goede kinderboeken. Daarmee vraagt ze inzet van de opvoeder. Zodat die ervoor zorgt, door de verhalen actief mee te lezen en er met het kind over door te praten, dat de rode oortjes niet uit stiekeme schaamte ontstaan, maar uit het gegrepen zijn door een goed verhaal.

Daar schort het in de christelijke boekenwereld nog al eens aan, vindt De Jong. De traditionele avonturenboeken ten spijt, zijn er (nog) te weinig christelijke kwaliteitsboeken.

Saamhorigheid
”Met rode oortjes” is vooral geschreven over kinderen in de leeftijd tot ongeveer 12 jaar. De taak van de ouders begint al wanneer de kleine nog in het babystadium verkeert. De Jong suggereert een wiegeliedjes-opfriscursus voor ouders die hun jonge kind willen „onderdompelen in harmonieuze taal en melodieën.” Dit klinkt vager dan de bedoeling van Els de Jong waarschijnlijk is, want telkens weer benadrukt ze de waardevolle rol van begeleidende ouders.

Zo creëert ook het voorlezen een moment van saamhorigheid tussen opvoeder en kind, en dat hoeft echt niet te stoppen als kinderen zelf kunnen lezen. Als voorbeeld noemt ze kinderen uit groep 3 en 4 die emotioneel verder zijn en andere verhalen willen dan ze met hun leestechniek aankunnen. Dat iets dergelijks zelfs geldt voor 17-jarigen die Vondel moeten lezen en er niks van snappen, totdat de docent het toneelstuk in de klas voorleest, is de ervaring van de schrijfster van deze recensie.

Wie weet, zou er voor ouders en leraren van middelbareschooljongeren een vervolg op dit boek geschreven kunnen worden waarin de eigen problematiek van het verplichte (lijst)lezen aan de orde komt. Bezinning op literaire vorming zou een welkom deel 2 zijn.