Boekrecensie

Titel: IJspegels aan mijn snor. Arctische omzwervingen van een Lord en een lanterfant
Auteur: Tim Moore

Uitgeverij: BZZTôH
's-Gravenhage, 2001
ISBN 90 5501 784 1
Pagina's: 318
Prijs: ƒ 39,65

Recensie door W. M. van der Linden - 13 juni 2001

Tim Moore ontdekt plaatsen waar mens niets te zoeken heeft

Fietsen over lavaweggetjes in IJsland

Uit verveling pakte de Britse journalist Tim Moore een onaantrekkelijk uitziend boek van de boekenplank. Op een willekeurige plek sloeg hij het open en werd geconfronteerd met de zin: „Ik voel me verre van goed, maar ik geef het niet op.” Het was een uitspraak van de jonge Lord Dufferin, die in 1856 met zijn jacht, de Foam, van Schotland via IJsland en Noorwegen naar Spitsbergen en weer terug was gevaren.

De persoonlijkheid van Dufferin sprak Moore bijzonder aan. „Wat hij kan, kan ik ook.” En zo besloot de journalist in de voetsporen van zijn stoere voorzaten te treden. Ofschoon hij toegeeft dat hij tot een generatie behoort van slapjanussen en huismussen die liever over het net surfen, onderneemt hij niettemin deze expeditie. Zijn omgeving verklaart hem voor gek.

De eerste etappe van de reis gaat naar IJsland. Moore laat zich met zijn mountainbike inschepen op een containerschip om in Reykjavik te komen. Varen is niet zijn hobby. Gewapend met pillen tegen zeeziekte hoopt hij op de been te blijven. Het baat hem niet. Bij windkracht 8 houdt de bleke stedeling het niet meer: brakend hangt hij over de reling.

Moore, die zich probeert te identificeren met de stoere en onbevreesde Lord Dufferin, blijkt aan dat beeld niet te kunnen voldoen. Hij lijkt eerder op de bediende van Dufferin, Wilson: de altijd pessimistische lafaard. Pijnlijk ziet Moore zijn eigen tekortkomingen in hem weerspiegeld.

Flinke big
Opgeven doet de journalist echter niet. Ongelovig zijn de blikken die hem ten deel vallen, als hij meedeelt met de fiets door IJsland te willen trekken. Al snel blijkt dat de tweewieler veel te zwaar beladen is. „Doordat ik op mijn fietstassen voor en achter ook nog eens respectievelijk een slaapzak en een tent had bevestigd, had ik het gevoel dat ik naar de markt fietste met een uit de kluiten gewassen big op het stuur en zijn prijswinnende vader op de bagagedrager.” Fietsen over de lavaweggetjes in IJsland is geen pretje. Menige valpartij is het gevolg. Daarbij komt nog eens de antipathie van automobilisten tegen fietsers, omdat de meeste berijders Duitsers zijn.

Na zijn toertocht door IJsland en vele ervaringen rijker, speelt Moore het klaar om op een goedkope manier naar Noorwegen te komen. Aan boord van een vikingschip waagt hij de oversteek naar Haugesund. Daar aangekomen vaart hij met een ander schip langs de kust van Noorwegen richting Spitsbergen. Met het overschrijden van de poolcirkel komt hij echt in het Noordpoolgebied.

Op Spitsbergen wordt Moore geconfronteerd met verschrikkelijke kou en ijsberen. Overal komt hij borden tegen met waarschuwingen: „Hij valt aan zonder waarschuwing, houd afstand!” Zijn veronderstelling dat al dat gedoe over ijsberen zwaar overdreven is in verband met de toeristen, komt hiermee op losse schroeven te staan. „Dit was geen aardigheidje meer. Dit was pure ernst. Zelfs in de schappen van de supermarkt viel er niet aan te ontkomen. Bij het uitzoeken van ansichtkaarten werd ik geconfronteerd met afbeeldingen van ijsberen met vuurrode snuiten die zich tegoed deden aan de overblijfselen van niet meer te identificeren zoogdieren waarvan het bloed de sneeuw in een frambozensorbet veranderd had.”

Geen huwelijksreis
De journalist brengt tien dagen door op Spitsbergen. In een hotel. Gecharmeerd is hij allerminst van het eiland. Noorwegen vond hij ronduit aantrekkelijk, maar Spitsbergen meer dan afschuwelijk. Hij adviseert pasgetrouwde stellen niet naar Spitsbergen op huwelijksreis te gaan. „Het uitbaggeren van een containerhaven zou nog romantischer zijn.” In de winter met sneeuw is het eiland wel aantrekkelijk, maar 's zomers verandert het in een bruine modderpoel. Spitsbergen is voor Tim een fiasco. Uiteindelijk leert hij deze les uit zijn omzwervingen: er zijn plaatsen waar de mens eenvoudig niets te zoeken heeft.

De Britse journalist heeft de gave om op een komische manier zijn ervaringen te beschrijven. Saai is het boek zeker niet. Als Moore iets duidelijk wil maken, doet hij dat meestal met een helder voorbeeld, zodat je direct weet wat hij bedoelt. Als hij een bepaald gevoel wil beschrijven, zegt hij bijvoorbeeld: „Het voelt hetzelfde als wanneer je lang in bad ligt te lezen en dan plotseling tot de ontdekking komt dat het water koud geworden is.”

Toch valt me het hilarische verslag van deze expeditie tegen. Ik verwacht van een reisverslag dat de lezer onder meer wordt ingeleid in de cultuur en de natuur van de landen die bezocht worden. Dat facet is in ”IJspegels aan mijn snor” weinig aan de orde. Veel wijzer word je er niet van.

Ervaringen
Wat echter wel nadrukkelijk aan de orde komt, zijn de persoonlijke ervaringen van de schrijver. In het begin is het nog wel lachwekkend als Moore zichzelf vanwege zijn onhandigheid op de hak neemt. Maar op den duur wordt het vermoeiend en irritant om steeds maar weer te lezen over de gedachten van de auteur over zichzelf. Hij komt wat depressief over, maar dat heeft misschien wel te maken met de omgeving waarin hij verkeerde. Vandaar dat we moeten horen van een bezoek aan een winkel om antidepressiva (alcoholische dranken) in te slaan.

Zo wordt de lezer ook deelgenoot gemaakt van een „belangrijke” kwestie: „Ik heb me dikwijls afgevraagd of alle uitwerpselen die ik tijdens mijn leven produceerde, genoeg zouden zijn om er een Olympisch zwembad mee te vullen.”

Tijdens zijn arctische omzwervingen heeft de avonturier ook veel gevloekt. Hij heeft niet geschroomd om dit taalgebruik ook in zijn reisverslag op te nemen. Met regelmaat wordt de Naam van de Heere Jezus als vloek gebruikt. Daardoor neem je afstand van dit boek.