Boekrecensie |
Titel: Held op stokken. De kunst van het vogelverschrikken Auteurs: Alma Brevé en H. J. A. Hofland (red.) Uitgeverij: Sun Nijmegen, 2000 ISBN 90 5875 0914 Pagina's: 157 Prijs: 49,50
|
Recensie door A. J. Coster - 28 februari 2001
Vogelverschrikker blijkt blijvende nietsnut
Nachtmerrie als bondgenootWat stro, een oude jas en een vilten hoedje, gedrapeerd om een houten staketsel. Neergezet om vogels te verjagen, dag in, dag uit. Altijd in touw, vaak voor schut. En toch is een lapje net ingezaaide grond zonder vogelverschrikker niet af. Dat zie je in Held op stokken, een kijk- en leesboek over de kunst van het vogelverschrikken. De hoofdstukken uit Held op stokken zijn los te lezen en ook door verschillende schrijvers geschreven. Sommigen gaan terug naar de klassieken, anderen houden het op wat luchtige herinneringen aan hun eerste vogelverschrikker. Eén hoofdstuk is een herschreven versie van het scheppingsverhaal waarbij voor God de mens geschreven wordt en voor mens vogelverschrikker. Duidelijk een minder verhaal dus. Verder een vlot te lezen boek.
Wanstaltig De reden daarvoor ligt voor de hand. Zolang hij voedsel verbouwt, is de mens verwikkeld in een ongelijke strijd. Wat hij zaait, pikken de vogels weg, wat hij op wil laten groeien, is een nestplaats voor gevleugelden en wat hij wil oogsten, lusten de vlerken ook. Hij moet dus slim zijn. Hij weet dat er maar één vijand is die de vogels onmiddellijk herkennen. Dat is hijzelf. De mens lees: boer maakt dus een gestalte gelijk aan zijn beeld. De eerste verschrikker is geboren. Omdat hij denkt dat vogels denken zoals hij denkt, wordt zijn product er een van een wanstaltige soort. Hij wil zichzelf tonen in zijn walgelijkste gedaante. In de vorm van zijn ergste nachtmerrie over zichzelf, zijn spook, zijn vijand verschijnt hij aan de vogels op de akker. De vogelverschrikker is dus de projectie van de boze droom van de boer. En daarin zit nu juist de absurditeit: de nachtmerrie van de boer wordt op het veld zijn bondgenoot.
Flodderende vodden De flodderende vodden met een vilten hoedje zijn dus functioneel gezien nutteloos. De vogelverschrikker ontleent zijn schoonheid dan ook aan de zinloosheid van zijn bestaan. Een dichter verwoordde het in 1934 al: Maar de spreeuwen hoe gemeen/ Gieglen spottend om hem heen/ En wat doet het stout gebroed?/ 't Nestelt in de hoge hoed. De verschrikker is het symbool geworden van een oorlog. Die strijd is nog lang niet ten einde. Integendeel, de krachtmeting neemt door het schaarser worden van de ruimte alleen maar in hevigheid toe. De echte, efficiëntste vogelverschrikker is nog altijd de mens zelf.
|