Recensie door Enny de Bruijn - 23 december 1999
Een hiernamaals wakkert discussies over taal en schrijvers aan
De pauwenstaart
van Benno Barnard
Is conservatisme gezond? Waarom verdient Vondel een standbeeld en wordt Gezelle onterecht bejubeld? Hoe komt het dat de nieuwe bijbelvertaling niet aan haar renaissancistische voorgangster kan tippen? Benno Barnards nieuwe bundel geeft antwoord op al deze vragen. Ondanks de lugubere omslag een soort geestverschijning geeft het boek een misplaatst-occulte uitstraling bevat Een hiernamaals heel genietbare opstellen. Althans, voor de lezer die houdt van enthousiaste, verontwaardigde, recalcitrante, zéér persoonlijk gekleurde beschouwingen.
Barnards bundel bevat opstellen, In memoriams en redevoeringen. De eerste categorie is het interessantst. De auteur schrijft over Goethe en Gezelle, over spelling en Statenvertaling, over Jack en Jill, Nijhoff en Vondel, en natuurlijk over allerlei Vlaamse kwesties omtrent taal en literatuur: sinds Barnard in België woont, is hij in sommige opzichten méér Vlaming dan welke authentiek Vlaamse schrijver ook.
De auteur over zijn bundel: Sommige van deze stukken waren beschouwelijk, andere polemisch van aard zo zit ik ook zelf in elkaar, het maakt dat alles wat ik schrijf de suspecte schittering van het autobiografische vertoont. Zodoende levert de bundel niet zozeer een evenwichtig beeld van T. S. Eliot, Anton van Wildenrode, Hans Lodeizen of wie dan ook. Er is slechts één persoon van wie allerlei facetten belicht worden, die de lezer onmiskenbaar dwingt tot een keus: Barnard zelf.
IJdelheid
Het begin van het eerste opstel is typerend: Misschien is het wel zo, nu niemand mij dat vraagt, dat mijn vader een schrijver van me heeft gemaakt en mijn moeder een lezer. Voor het geestesoog van de lezer verrijst een beeld van het ouderlijk huis: vader Willem Barnard ook bekend als de dichter Guillaume van der Graft in zijn studeerkamer, door een sluis van drie treden met een deur aan weerszijden opgegaan naar zijn geleerdheid, en zijn vrouw en kroost in het belendende vertrek achtergebleven, in onze televisieloze woonkamer, verdiept in een boek of krant.
Dit opstel gaat over jeugdliteratuur. De schrijver analyseert niet, legt geen ontwikkelingen bloot, hij wil slechts zijn hoogstpersoonlijke herinneringen aan de lectuur van zijn jeugd voor het nageslacht vastleggen. Dat is alleen interessant als de persoon van de schrijver voldoende interessant is. Conclusie: Een dergelijke manier van schrijven impliceert een hoge mate van ijdelheid.
Barnard realiseert zich dat heel goed. Hij haast zich de criticus zijn argument uit handen te slaan: Schrijvers zijn een en al pauwenstaart, secundo om met zichzelf te pronken, maar primo om veel ogen te hebben, kleurige periscopen waarmee ze over hun eigen hoofd heen kunnen kijken. Dat laatste rechtvaardigt deze manier van schrijven.
Blijft de vraag in hoeverre Barnard er ook werkelijk in slaagt over zijn eigen hoofd heen te kijken. Dikwijls vind ik zijn beschouwingen te subjectief om een constructieve bijdrage aan welk debat dan ook te leveren. Maar beter dan menigeen is hij in staat de vlam van de discussie te ontsteken of aan te blazen.
Ongenuanceerd
Eigenlijk is het erg leuk om ongenuanceerde oordelen te lezen, die nooit hard te maken zijn, maar die wel degelijk aan het denken zetten. Een opstel dat begint met de zin Veel neerlandici dienen in het water te worden geworpen, al vrees ik dat de meeste van pure academische opgeblazenheid zullen blijven drijven strijkt iedere neerlandicus tegen de haren in. Toch kan de lezer die de verontwaardiging in zich voelt oplaaien, slechts één ding doen: verder lezen.
Steeds opnieuw toont Barnard zich eigenzinnig, kiest hij recalcitrant voor de oppositie. Bejubelt heel Vlaanderen in dit herdenkingsjaar de grote Gezelle, Barnard breviert als een mompelende gek door diens verzamelde gedichten en vindt geen énkel gedicht dat van zijn pagina springt. Hebben de meeste Nederlanders vandaag een ondefinieerbare weerzin tegen Vondel, Barnard schrijft: Ik ben ons niet. Ik vind dat Vondel op de Olympus thuishoort. En is de grachtengordel enthousiast over de nieuwe bijbelvertaling, Barnard is zo vrij met weldenkend Amsterdam van mening te verschillen en een objectief bondgenootschap te sluiten met Staphorst.
Wie daar als lezer door geïrriteerd wordt, moet deze bundel niet kopen. Barnard schrijft voor lezers die genieten van een stukje vuurwerk. Al is het de vraag wat er van zijn argumenten overblijft als alle retorische technieken, alle barokke taal, alle heftige verontwaardiging weggesneden worden.
|