Boekrecensie

Titel: Pereboom & Leijser, orgelmakers te Maastricht
Auteurs: Frans Jespers, Henk van Loo, Ton Reijnaerdts

Uitgeverij: Stichting Samenwerkende Orgelvrienden Limburg
Maastricht, 1998
ISBN 90 70807 48 3
Pagina's: 256
Prijs: ƒ 39,95.
Verkrijgbaar bij bovengenoemde stichting, Hoolstraat 1, 6129 CK Urmond

Recensie door G. de Looze - 8 december 1999

Pereboom & Leijser „gangmakers Nederlandse Romantiek”

Een orgel als kleur-instrument

Bij het horen van de naam Pereboom & Leijser zullen niet alle orgelvrienden opveren. De naam van deze tussen 1850 en 1900 actieve Maastrichtse orgelmakers heeft niet de uitstraling van die van Schnitger of Bätz. Toch trokken ze hun sporen in het orgellandschap. Meer dan tweehonderd instrumenten verlieten hun werkplaats, waarvan er veel redelijk gaaf bewaard bleven.

Pereboom en Leijser waren vakmensen van goed niveau, concludeert Frans Jespers. Samen met Henk van Loo (archiefonderzoek) en Ton Reijnaerdts (fotografie) verzorgde hij de uitgave die leven en werk van deze orgelbouwers in kaart brengt. In het ”Woord vooraf” merken de auteurs op dat grondig onderzoek in alle archieven en naar alle instrumenten te veel tijd en geld kost. Gekozen is daarom voor een overzicht van het volledige oeuvre van de Maastrichtse orgelmakers. In de loop der tijd verzameld materiaal en een kasboek van de orgelmakerij dienden als basis.

Theodoor Pereboom (1845-1903) ontmoette zijn latere compagnon Jean Leijser (1821-1903) toen hij evenals Leijser bij Loret werkte. Hun belangrijkste werkgebied omvat Maastricht, de Belgische steden Tongeren en Luik en hun verre omgeving. Pereboom was vertegenwoordiger van de zaak naar buiten, degene die het pijpwerk maakte en de intonatie en de stembeurten van orgels verzorgde. Leijser was de houtman: vervaardiger van orgelkassen, windladen en andere houten onderdelen.

tussenkopDiversiteit

Na kort de orgelcultuur in en rond Maastricht en de lotgevallen van de orgelbouwers en hun orgelmakerij te hebben weergegeven, houdt Jespers de technische aanpak van de Maastrichtenaren tegen het licht. Hij behandelt onder meer de windvoorziening, de abstractuur en de pijpen.

De vele foto's van fronten van nog bestaande Pereboom & Leijser-orgels, compleet met de originele dispositie, vormen een goede illustratie bij het hoofdstuk over orgelfronten en disposties. Diversiteit kenmerkt de stijl van de orgelkassen. Zowel klassieke, neogotische, romaanse als renaissancistische elementen komen voor. De werkzaamheden van de orgelmakers zijn samengebald in hoofdstuk 6. Ze worden per plaatsnaam opgesomd, waarbij de lotgevallen van het desbetreffende orgel zijn samengevat.
Gangmakers

Pereboom en Leijser vatten hun orgels als kleurinstrumenten op en gingen uit van een orkestrale opvatting van orgelgebruik. Jespers gaat niet mee in door hem geciteerde kritieken als zouden deze Maastrichtse orgelmakers mensen zonder eigen bouwstijl en ordinaire orgelfabrikanten zijn. Hij rekent hen daarentegen vanwege hun romantische aanpak tot de gangmakers binnen de Nederlandse Romantiek.

Deze scherp geprijsde uitgave is geen afgeronde studie. Wel biedt ze de mogelijkheid tot een goede kennismaking met het leven en werk van deze Limburgse orgelmakers.