Boekrecensie

Titel: Branding
Auteur: Eduard von Keyserling

Uitgeverij: Aspekt
Soesterberg, 1999
ISBN 90 75323 61 1
Pagina's: 128
Prijs: ƒ 29,90

Recensie door dr. Hans Ester - 24 november 1999

De branding van de ziel

De Duitstalige letterkunde is in Nederland in de marge beland. Met kunst en vliegwerk, dat wil zeggen met forse subsidies van het ”Fonds voor de Letteren”, wordt het vertaalbedrijf aan de praat gehouden. Tegen deze achtergrond is de moed van uitgeverij Aspekt te bewonderen om een werk van een hiertelande totaal onbekende Duitse schrijver in vertaling uit te brengen.

Het gaat om Eduard von Keyserling –niet te verwarren met de filosoof graaf Hermann Keyserling– wiens roman ”Wellen” recentelijk als ”Branding” in het Nederlands is verschenen.

Eduard von Keyserling (1855-1918) was als telg van een adellijk geslacht afkomstig van slot Paddern in Koerland, ten zuiden van Letland. Het Oostzeegebied, vóór 1945 zeer sterk beïnvloed door de Duitse cultuur, heeft Keyserling gevormd en is tevens prominent aanwezig in zijn werk, onder meer in ”Branding” dat hij in 1911 voltooide.

Hoofdpersoon van ”Branding” is de aantrekkelijke en kwetsbare Doralice, die haar oudere echtgenoot heeft verlaten en met de kunstschilder Hans Grill is getrouwd. In het vissersdorp aan de Oostzee waar Doralice en Hans zich hebben gevestigd, brengt de adellijke familie Von Buttlär de zomervakantie door. De ontmoeting met de Buttlärs heeft ingrijpende gevolgen voor Doralice en Hans Grill. De verliefdheid tussen hen maakt plaats voor vervreemding. Uiteindelijk blijft Doralice alleen achter in het vissersdorp. Hoewel, helemaal alleen is ze niet. De ambtenaar Knospelius, een man met duivelse trekken, benoemt zichzelf, ondanks haar afkeer van hem, tot haar begeleider en beschermer en zal haar niet meer uit het oog verliezen. Bepaald geen hoopvol toekomstperspectief!

Decadent
De sfeer in het vissersdorp wordt bepaald door een extreme landerigheid. Vooral de Buttlärs vervelen zich vreselijk en vervangen iedere zinvolle tijdsbesteding door geklaag en geroddel. Ze doen alsof ze gelovig zijn, maar hun geloof heeft geen enkele echte inhoud. Keyserling heeft deze lieden van adel als uiterst decadent willen beschrijven en daarin is hij uitstekend geslaagd. Als lezer krijg je zin om er eens lustig met de mattenklopper op los te meppen. De meeste vrouwen uit deze novelle lijden onder het leven en vooral onder de onberekenbaarheid en de onafwendbare verschraling van de liefde. Ook Doralice laat zich meedrijven op haar dag- en nachtdromen en geraakt daarmee in een oncontroleerbaar schemergebied van erotische wensen en verlangens.

De zee is lijfelijk aanwezig als bron van inkomsten voor de simpele vissers van het dorp. Maar de zee is bovenal een beeld van de ziel met haar onpeilbare diepten en bedreigingen. De mens, zo luidt de boodschap, kent zichzelf niet. Hij heeft zichzelf niet in de hand en mist de woorden die ruimte kunnen scheppen en bevrijdend kunnen werken. De taal is niet het instrument van de waarheid en daarom is het maar beter om te zwijgen en te lijden onder de verwarrende impulsen uit de branding van de ziel.

Afhankelijkheid
Keyserling heeft zijn visie op de mens in een verhaal gegoten dat hier en daar boeiend is, maar op andere plaatsen weer van clichés aan elkaar hangt. Secretaris Knospelius is een akelig personage, maar hij is onvergetelijk door zijn verontrustende taal. De Buttlärs zijn ronduit vervelend en Doralice komt evenmin tot leven. Daarom is het niet juist om Keyserling als schrijver tussen Theodor Fontane en Thomas Mann te plaatsen en tot hun niveau te verheffen. Hij heeft veel van Fontane overgenomen –uit de romans ”Cécile” en ”Graf Petöfy” bijvoorbeeld–, maar hij mist Fontanes humor en liefde voor de mens. Ook Thomas Mann moet hij vlijtig gelezen hebben. Ik denk aan ”Der kleine Herr Friedemann”, ”Tristan” en ”Tonio Kröger”. Hij mist echter Manns ironie. Kortom, Keyserlings afhankelijkheid van zijn voorgangers en zijn tijdgenoten is sterker dan zijn creativiteit.