Boekrecensie

Titel: Den Haag destijds
Redactie: Gert Oost

Uitgeverij: Stichting Muziek in de Gotische Zaal te Den Haag/Canaletto
Alphen a/d Rijn; 1998
ISBN 90 6469 738 8
Pagina's: 155
Prijs: ƒ 24,50

Recensie door G. de Looze - 10 november 1999

Opstellen schetsen Haagse muziekgeschiedenis

Herfststorm als waarschuwing

Onweder en strijdgewoel producerende orgelpijpen. Concerten voor „fatsoenlijke lieden.” Theaterminnende Oranjes. ”Den Haag destijds” bevat tien opstellen over muziek en theater in de Residentie. Componisten, geldschieters en uitvoerenden trekken voorbij.

In Haagse herbergen klonk in de 17e eeuw regelmatig muziek. Wie wilde, kon er van meegenieten. Anders was het met concerten door virtuozen als Italiaanse zangers, want kaartjes kosten minimaal twee gulden. De bundel ”Den Haag destijds” gunt een blik in de Haagse muziekgeschiedenis. Regelmatig komt daarbij de invloed van het hof op het culturele leven aan de orde.

Van hofmuziek konden overigens slechts weinig Hagenaren meegenieten. In het theater maakte het grote publiek wel kennis met de pretenties van het Oranjehuis. Stadhouder Willem III betaalde Franse acteurs en stelde hun gratis een zaal ter beschikking. Zijn echtgenote, Mary Stuart, verzuchtte in haar dagboek wanneer het over muziek en beweging gaat: „Misschien hield ik er wel tevéél van.” Het hof mengde zich tijdens het bewind van stadhouder Willem IV zelfs in de bedrijfsvoering van de Franse Comedie.

Nadat een herfststorm in 1731 verdedigingswerken aan de kust vernielde, werden theaterbijeenkomsten en openbare vermakelijkheden opgeschort. In het hele land werden gebedsstonden gehouden. Toen de situatie onder controle was, kwam het uitgaansleven weer op gang, waarschuwende woorden van predikanten ten spijt.

Gaf koning Willem II de orgelmakers Bätz opdracht een orgel in zijn schilderijenkabinet, de Gotische Zaal, te bouwen, koning Willem III liet veelbelovende muziektalenten op zijn kosten in het buitenland studeren.

Erfverdorvenheid
Dr. Gert Oost, eindredacteur van de bundel, schreef drie biografische opstellen. Quirinus van Blankenburg (1654-1739), een bekwaam musicus, voelde zich veelal miskend en stierf arm. Vrij uitvoerig doet Oost leven en werk van Jan Carel Kleijn (1742-1825) uit de doeken. Lof zwaait de auteur hem toe voor zijn ”Zangwyzen”. Moeite heeft hij met sommige teksten. „'k Voel dag aan dag, gedugte Majesteit! in 't woelen van mijne erfverdorvenheid...” mag je in zijn optiek het huidige publiek niet meer aandoen.

De ”Zestig eenvoudige Voorspelen bij het Choraal-gezang” van Frederik Smit (1812-1848) bestempelt Gert Oost als „stemmingsstukjes die een eigen devote taal spreken.” Frits Zwart werpt licht op Samuel de Lange jr. (1840-1911), die van 1885 tot 1893 de Haagse afdeling van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst dirigeerde.

Stadsgrenzen
”Den Haag destijds” biedt geen compleet overzicht van de Haagse muziekgeschiedenis in de periode 1680-1900. Dat was ook niet de opzet. Soms worden stadsgrenzen overschreden en krijgen we een beeld van de tijd voorgeschoteld.

Auteurs –onder meer Ton van Eck en Herman de Kler in hun opstel over Kerkmuziek en haar beoefenaaren in de Oud-katholieke parochie ”int Juffrouw Ida Straetje”– worstelden met beperkt archiefmateriaal, wat leidt tot veronderstellingen. Toch blijven er voldoende historische gegevens over om te kunnen spreken van een geslaagde, soms verrassende ontginning van elementen uit het Haagse muziekleven. Een kleurrijke stoet componisten, geldschieters, muziekdrukkers en uitvoerenden trekt voorbij. Tegelijk met deze uitgave verscheen op het Erasmuslabel (nummer 234) de cd ”Parlamente”, een schijf vol kamermuziek uit de Hofstad.