Boekrecensie |
Titel: Italiaanse reis Auteur: Johann Wolfgang von Goethe; vert. Wilfred Oranje Uitgeverij: Boom/Kritak Amsterdam, 1999 ISBN 90 5352 4983 Pagina's: 712 Prijs: 79,50
|
Recensie door dr. Hans Ester - 10 november 1999
Goethe in ItaliëJohann Wolfgang von Goethe was een man van het oog, van het kijken. Om als kunstenaar nieuwe inspiratie op te doen, maakte hij een reis naar Italië. Zijn verslag daarvan, de Italiaanse reis, verscheen ter gelegenheid van de herdenking van Goethes 250e geboortedag in Nederlandse vertaling. Eindelijk kan ik mijn mond opendoen en met blij gemoed mijn vrienden groeten. Vergeven zij mij het geheim en de als het ware onderaardse reis hierheen. Aan het woord is de Duitse schrijver Johann Wolfgang von Goethe. Zijn dagboeknotitie van 1 november 1786 is de eerste die hij in Rome maakt en vormt de verontschuldiging voor het feit dat hij twee maanden daarvoor zijn vrienden stilletjes had verlaten. Vanuit het kuuroord Karlsbad was Goethe naar het zuiden getrokken, naar het bijna mythische Italië, het land waar de citroenen bloeien. Hij reisde incognito, van onderaardsheid was echter geen enkele sprake.
Lamgeslagen Maar Goethe móést en zóú naar Italië. Zijn platonische, desondanks problematische relatie met de hofdame Charlotte von Stein was een van de motieven. Belangrijker nog was de impasse waarin hij als schrijver was geraakt. Grote dramaontwerpen waaraan hij begonnen was (Iphigenie bijvoorbeeld), stagneerden. Uit het verslag van zijn Italiaanse reis kunnen we de conclusie trekken dat Goethe lamgeslagen was door het bewustzijn dat de kunstenaars en schrijvers van de Klassieke Oudheid superieur waren en dat hij niets nieuws kon produceren voordat hij ten diepste met de kunst der Grieken en Romeinen had kennisgemaakt. Van deze kennismaking brengt Goethe in zijn Italiaanse Reis verslag uit. Voor de lezer anno 1999 is het een leerzame schok om via de dagboekaantekeningen te vernemen hoe moeizaam de reis per postkoets naar Zuid-Tirol, Verona, Venetië, Bologna en Perugia naar Rome, toen in 1786, verliep.
Lopen Aan kunst was (en is) in Italië geen gebrek. Voor Goethe betekende het zien van kunstwerken die hem thuis slechts via tekeningen in boeken of van nabootsingen bekend waren, een overweldigend rijke ervaring. Raphaël, Guido Reni, Tintoretto, Titiaan, Michelangelo, hier zag hij hun werk van aangezicht tot aangezicht. Hoe verder zuidelijk Goethe kwam, des te zichtbaarder werden de vroegere fases van de Romeins-Italiaanse geschiedenis totdat uiteindelijk het eiland Sicilië hem de ontmoeting met de overblijfselen van de Griekse cultuur verschafte. Goethe was een man van het oog, van het kijken. Zijn blik richtte zich behalve op kerken, kunstwerken, paleizen en mensen ook op planten, dieren en op het gesteente dat hij op zijn tochten aantrof. Zijn bagage moet op den duur loodzwaar zijn geweest door de vele stenen die hij onderweg opraapte met de bedoeling ze later grondig te bestuderen. Een bijzondere fascinatie Goethe voor vulkanisch gesteente. Tot de interessantste episodes van de Italiaanse reis behoren de drie tochten naar de krater van de Vesuvius nabij Napels. Het schrikwekkende van de volop actieve vulkaan boeide Goethe zo sterk in zijn mengeling van lelijkheid en schoonheid dat hij er steeds weer naartoe werd getrokken.
Verjongd Ik heb de Italiaanse reis met genoegen en bewondering gelezen. Het is aan te bevelen lectuur voor de serieuze Italië-reiziger uit onze dagen. Wilfred Oranje heeft Goethes tekst voortreffelijk vertaald. Het nawoord van Marinus Pütz is zeer informatief.
|