Boekrecensie

Titel: Volgens Maria Magdalena
Auteur: Marianne Fredriksson

Uitgeverij: De Geus
Breda, 1999
ISBN 90 5226 532 1
Pagina's: 320
Prijs: ƒ 49,90

Recensie door drs. A. Verhoef - 20 oktober 1999

Maria Magdalena blijft
steken in vragen

De hoer die een heilige werd. Maria Magdalena. Mysterieuze vrouwenfiguur in het Nieuwe Testament. Onderwerp van legendevorming en fantastische verhalen in twintig eeuwen christendom. Hoofdpersoon nu in de nieuwe roman van de Zweedse auteur Marianne Frederiksson, ”Volgens Maria Magdalena”. Een ondogmatische roman met een duidelijk dogma. Een boek met vele valkuilen.

In de vier evangeliën blijven de contouren van Maria Magdalena tamelijk vaag. We lezen dat zij door de Heere Jezus van demonen bevrijd is. Dat zij een trouwe volgelinge is geworden tot op de kruisheuvel Golgotha toe. Dat zij de opgestane Heiland als eerste mocht ontmoeten. Karige gegevens die schrijvers en dichters in literaire vrijheid hebben aangevuld, vertekend of opgeblazen.

”Volgens Maria Magdalena” tekent ons de verwarrende periode in de kerkgeschiedenis vóór de canonvorming en het uitkristalliseren van het christelijk dogma op basis van Jezus' woorden. Maar tegelijkertijd is de roman een voluit eigentijds verhaal, waarin Marianne Fredriksson haar postmoderne twijfels en religieus eclecticisme scheutig heeft verwerkt.

Herinneringen
„Ze hoorde hem spreken op een plein in Antiochië.” Zo start de roman in het verhaalheden, jaren na de kruisiging en opstanding van Jezus. De spreker is Petrus. Maria Magdalena woont in Antiochië samen met de Griekse centurion in Romeinse dienst Leonidas. Petrus vindt haar en samen met Paulus probeert hij haar zoveel mogelijk informatie te ontlokken over haar leven met Jezus. Want met geen ander heeft de Heere zoveel gesproken als met haar, is hun gedachte. Maria besluit haar weggestopte herinneringen aan het papier toe te vertrouwen. In uitgebreide flashbacks krijgt de lezer Maria's leven voorgeschoteld: haar verwoeste jeugd in Magdala, de wijze waarop zij meisje van plezier is geworden, haar leven met Jezus.

Nu zijn er in de loop van de eeuwen veel verhalen over Maria Magdalena in omloop gekomen. In die heel brede verhalenboom is er maar een heel dun takje dat rept van een liefdesrelatie tussen de Heere Jezus en Maria Magdalena. Fredriksson heeft onnodig die liefdesrelatie in haar roman verwerkt. De schrijfster, die met haar vorige romans ”Anna, Hanna en Johanna” en ”Simon” ook populair is geworden onder christenlezers, zal nu velen van zich vervreemden. Maar het is niet de enige valkuil die dit boek voor de gelovige lezers in petto heeft.

Geloof in jezelf
Maria Magdalena schrijft haar herinneringen aan Jezus op, maar „de enorme vraag wie Hij was, zou nooit beantwoord worden, dat wist ze. Het enige wat zij kon doen was haar getuigenis afleggen van het onbegrijpelijke zoals zij dat had opgevat.” Op verzoek vertaalt Maria van Magdala een rondzendbrief van Petrus uit het Aramees in het Grieks. Zij komt onder meer de volgende passage tegen: „Uit dit zinloze bestaan bent u niet vrijgekocht met iets wat vergaat, maar met het kostbare bloed van Christus, het Lam zonder smet of gebrek.” De woorden grijpen haar in toenemende mate aan. Ze is erover verbaasd. „De reikwijdte van die leer had ze niet begrepen.” Ze is ontdaan. Ze blijft onrustig. Maar ze verandert niet. Aan het eind van de roman is zij geestelijk nog niets opgeschoten. Wel lezen we dan dat ze hartkloppingen heeft, dat ze twijfelt. Wat Petrus en Paulus verkondigen, is zo anders dan wat Jezus tegen haar gezegd heeft: „Er bestaat geen zonde in de wereld.”

Tekenend voor het dogmatische gehalte van de roman is de volgende dialoog tussen Paulus, Barnabas en Maria Magdalena. Paulus: „Wat is naar jouw idee het belangrijkste van zijn leer?” Maria: „Verzoenen en vergeven, je moet bij jezelf beginnen, je eigen angst en egoïsme erkennen. Verdriet hebben over wat er is gebeurd en jezelf vergeven.” Paulus: „Hoe kunnen we ons dan verzoenen met het kwaad dat we hebben gedaan?” Barnabas: „Met de hulp van God.” Maria: „Ja, en door geloof in jezelf, in het hemelrijk in jezelf.”

Dogma's
In de roman zijn het Petrus en Paulus die steeds maar weer een leer willen formuleren. Maria wil helemaal niets van een leer weten. Daarin voelt zij zich geruggensteund door Jezus, Die in een visioen tegen haar gezegd heeft: „Maakt u geen wetten zoals de wetgeleerden.” Die woorden komen vele malen in de roman terug. Ook in de verlichte rabbi Amasja vindt zij een medestander: „Er zijn altijd mensen die zo bang zijn dat ze zich aan regels moeten vastklemmen.” En haar levensgezel Leonidas noemt zich tegenover Paulus een christen-onder-voorbehoud: „Tegenwoordig ben ik als Maria een christen. En een heel kritische, zolang jullie je laten opsluiten in oude dogma's.”

Waar de apostelen het christelijk geloof een dogmatisch kader willen verschaffen, blijven Maria en de andere vrouwen rond de Heere Jezus steken in vragen. Salome verwoordt dat aan het eind van de roman: „De eerste jaren na de kruisiging dacht ik dat ik heldere en duidelijke herinneringen had aan alles wat Jezus had gezegd en gedaan. Maar toen kwam de grote mythevorming in de christelijke gemeentes op gang, over de opstanding, de engelen bij het graf, zijn moeder die maagd was. En nu hebben ze een ster boven Bethlehem ontdekt... Ik ben zo onzeker geworden.” Antwoorden zijn er niet.

Ontwortelde mens
”Volgens Maria Magdalena” is een roman over de eerste eeuw van het christendom. Maar vaak waan je je als lezer in een eind-twintigste-eeuwse wereld. Leonidas zou van onze tijd hebben kunnen zeggen: „In de wereld van regels, verstand en discipline neemt het verlangen van mensen naar wonderen toe. Het is niet meer dan natuurlijk dat steeds meer mensen de oosterse, mystieke godsdiensten opzoeken.” En wanneer Marianne Fredriksson Maria beschrijft tijdens een wandeling, verandert de tijd van de Handelingen der apostelen in de wereld van nu: „Maria dacht eraan hoe ze had geluisterd naar de boeddhistische monniken in hun saffraangele kleren. (...) Steeds vaker was ze stil blijven staan bij de Indische wijsheidsleren, had ze gehoord hoe men erover sprak dat de kern van de mens identiek is aan God. Ze had dat herkend, had gedacht dat Jezus dat had kunnen zeggen, ook al zou hij andere woorden hebben gekozen.”

Daarmee verliest bij Marianne Fredriksson het christelijk geloof zijn exclusiviteit, krijgt het in plaats daarvan de oeverloze vrijblijvendheid van een godsdienst zonder wetten, waarin ten diepste de mens zichzelf moet redden. Die mens heeft geen antwoorden, alleen twijfels. Onzekerheden. Maria Magdalena en de vrouwen om haar heen zijn exponenten geworden van de ontwortelde mens aan het eind van deze eeuw, de apostelen een onverdraagzaam slag mannen die het christendom net als het jodendom „afschuwelijk, aanmatigend en bekrompen” maken.

Als ik mijn troost voor leven en sterven uit deze roman moest halen, zou leegte mijn deel zijn.