Boekrecensie

Titel: De koningin van Lombardije, door Rikki Holtmaat
Uitgeverij: Meulenhoff
Amsterdam, 1998
ISBN 90 290 5788 2
Pagina's: 160
Prijs: ƒ 32,90

Recensie door drs. P. Goedegebure - 13 oktober 1999

Debuut van Rikki Holtmaat beledigt kerk en geloof

Eén persoon, twaalf verhalen

Bij Meulenhoff verscheen het debuut van Rikki Holtmaat: ”De koningin van Lombardije”. Het is een bundel van twaalf verhalen, die een geheel vormen, doordat we er het opgroeien van de hoofdfiguur Mieke Oversloot in kunnen lezen.

De titel ”De koningin van Lombardije” is ontleend aan een versje van Annie M. G. Schmidt, waarin een eigenzinnige koningin genoeg heeft van al het wuiven naar haar onderdanen. Ze laat in haar rijtuig een kunsthand bevestigen die het groeten van haar overneemt.

Het titelverhaal, ”De dag dat grootmoeder gek werd”, was enkele jaren geleden het winnende verhaal bij een door De Gids uitgeschreven verhalenwedstijd. De verhalen spelen zich kort na de Tweede Wereldoorlog af in een rooms-katholiek milieu op het Sallandse platteland.

De auteur schrijft boeiend en uiterst beeldend. Wij zien de belevenissen van Mieke als het ware voortdurend voor ons en wij voelen mee met haar gevoelens van angst voor het onweer en schaamte voor haar orthopedische schoeisel, dat zij vanwege een ongeluk met haar voet moet dragen.

Mieke groeit op van een stille, in zichzelf gekeerde kleuter tot een eigenwijs meisje in de puberteit. Zij komt hoe langer hoe meer in verzet tegen het streng rooms-katholieke milieu waarin zij opgroeit. Uiteindelijk wil zij haar „boerentriennaam” dan ook inruilen voor de modernere naam Monique.

Taalgebruik
Toch vind ik deze aangrijpende en goed geschreven verhalen van Rikki Holtmaat onaanvaardbaar. Allereerst wordt in de verhalen diverse malen de naam van God gelasterd. Verder wordt het boek ontsierd door het gebruik van schuttingtaalwoorden. Holtmaat combineert Miekes kinderlijke fantasie op seksueel gebied met het gebruik van –hoe functioneel wellicht ook– onoirbaar taalgebruik.

Wat mij voorts erg tegen de borst stuitte, is haar beschrijving van het rooms-katholieke geloof. Hoe groot de distantie ook is tussen het reformatorisch belijden en de Rooms-Katholieke Kerk, de manier waarop Holtmaat over deze kerk meent te moeten schrijven is niet alleen beledigend voor rooms-katholieken, maar ook een regelrechte belediging van de God van de Bijbel.

Ik denk hierbij met name aan de beschrijving van het sterven van een moeder. Holtmaat schrijft dan dat het dochtertje „door volwassenen in haar omgeving werd zoetgehouden met het verhaaltje dat Mutti nu hoog in de hemel was.” Over het ”Prentenboek van Jezus' leven” schrijft de auteur: „Als Jezus aan het eind toch dood was, waarom baden de mensen dan nog tot Hem?” Ook in haar beschrijving van het sterven van een verstandelijk gehandicapt kind (Mieke probeert het kind tevergeefs het woord genade te leren zeggen) gaat Holtmaat naar mijn idee te ver.

Zo is er –helaas– meer te noemen in deze op het eerste gezicht sympathiek aandoende verhalenbundel. Juist omdat de verhalen zo boeiend zijn, doen zij ons te meer verlangen naar goede christelijke literatuur van dit niveau.