Boekrecensie

Titel: Het Rama-document
Auteur: Paul Maier

Uitgeverij: Mozaïek
Zoetermeer, 1999
ISBN 90 239 9011 Pagina's: 320
Prijs: ƒ 34,90

Recensie door drs. A. Verhoef - 16 juni 1999

Theologische roman sluit aan bij Peretti, Alcorn en Lahaye

Spanning laat bezinning
geen ruimte

Archeologen vinden in het bijbelse Rama het graf van Jozef van Arimathea. Maar bij de beenderen ligt een Aramese tekst: in de stenen kist heeft men niet Jozef, maar Jezus van Nazareth begraven. In één klap zou daarmee het christelijk geloof van zijn fundament beroofd zijn... Het is een even spannende als bizarre roman waarmee Mozaïek op de proppen komt in deze maand van het spannende boek. Paul Maier schreef ”Het Rama-document”. Tenenkrommend voor bijbelgetrouwe lezers.

Juni als de maand van het spannende boek. Het is traditie geworden in de boekenbranche. Sinds enkele jaren proberen christelijke uitgevers een graantje mee te pikken van de extra omzetten die de branche deze maand boekt. Onder zijn imprint Mozaïek doet nu ook Boekencentrum met ”Het Rama-document” van Paul Maier een dikke duit in de van spanning zinderende zak. De omslag is een macaber stilleven van twee skeletten en een stenen kruik, waarin nog net een oude tekst te zien is.

”Het Rama-document” is weer eens een voorbeeld van een theologische roman. Een genre dat met de werken van Peretti voor het eerst echt furore heeft gemaakt. In zekere zin mag je ook Randy Alcorn met ”Deadline” en ”Het Territorium” tot het genre rekenen. En Tim Lahaye waagt zich met een serie romans aan een gewaagde concretisering van het bijbelboek Openbaring. Maier past goed in dat rijtje. Hij laat in ”Het Rama-document” het effect voelen van 1 Korinthe 15:14: „En indien Christus niet opgewekt is, zo is dan onze prediking ijdel en ijdel is ook uw geloof.”

Opstanding geloochend
De gebeurtenissen volgen we door de ogen van de hoofdpersoon, de bijbelgeleerde Jon Weber. Nadat hij een baanbrekende studie over het leven van Jezus heeft geschreven, wil hij in een ”sabbatical year” archeologisch onderzoek gaan doen in Israël, waar zijn vroegere leermeester Austin Jennings een veelbelovend fundament uit de tijd van Jezus heeft blootgelegd. Op deze manier hoopt Jon Weber het verongelukken van zijn jonge vrouw Andrea te kunnen verwerken.

Direct aan het begin van de roman start een tweede verhaaldraad aan het Vaticaan in Rome. Daar vragen een oude vriend van Jon en de paus zelf zijn oordeel over het klaarblijkelijk gecorrumpeerde slot van het Marcus-evangelie in de ”Vaticanus”, een heel vroeg handschrift van de Bijbel. Daarin ontbreken de laatste verzen van Marcus en infrarood-onderzoek laat bovendien zien dat er een zin gestaan heeft die later is weggehaald: „En ze hadden het lichaam van Jezus weggenomen”.

Bijna de hele roman door laat de auteur deze dunne verhaallijn, die een loochening van Jezus' opstanding suggereert, liggen. Die suggestie wordt evenwel dik onderstreept door de belangrijkste lijn in de roman, die zich in Israël afspeelt. De fundamenten die Jennings heeft blootgelegd, blijken resten van een villa te zijn die toebehoord heeft aan Jozef van Arimathea. Op een steenworp afstand legt Jon Weber een graf bloot. In de sarcofaag vindt hij de beenderen van een mens. Blijkens de inscriptie op de stenen kist ligt hier Jozef van Arimathea begraven. Maar een Aramese tekst meldt dat Jozef zijn sarcofaag heeft afgestaan aan de gekruisigde Jezus van Nazareth.

Afschuwelijke hamvraag
De enorme spanning die deze vondst teweegbrengt, maakt de auteur haast voelbaar. Spanning in Jon, wiens sluimerende geloofstwijfel, opgeroepen door het 'ontijdig' sterven van Andrea, nu veel extra voedsel krijgt. Spanning in veelvoud wanneer de vondst uitlekt en verslagenheid en fanatiek verzet oproept onder christenen overal ter wereld. De vrijzinnigheid ziet zich in haar gelijk gesteld. Fundamentalistische christenen schuwen het geweld niet om deze archeologische vondst, om dit werk van de antichrist, af te straffen.

De roman neemt een bizarre wending: een hoogbejaarde, vrome monnik van het Katharinaklooster aan de voet van de Sinaï probeert de archeologen te vermoorden. Een gerenommeerd professor in het Aramees pleegt academische zelfmoord door in het openbaar te beweren dat hij de tekst bij de sarcofaag heeft vervalst. Door zijn 'offer' hoopt hij het christendom ten langen leste nog van de ondergang te kunnen redden. Een lid van het archeologisch team komt op een onverklaarbare manier om het leven. Echt of vervalst? Jon Weber bewandelt onconventionele paden om die afschuwelijke hamvraag beantwoord te krijgen. Is die tekst echt, dan is alle prediking, alle geloof ijdel. Is die vervalst, dan dient de duivelse vervalser opgespoord te worden.

Kromme tenen
”Het Rama-document” raakt als roman dus de grondvesten van het christelijk geloof. Dat maakt het boek erg intrigerend. En toch jaag je als theologisch enigszins onderlegde lezer met kromme tenen naar het einde van het verhaal. Want de spanning laat in het boek geen ruimte aan de bezinning. Het lijkt wel alsof de auteur met opzet die theologische bezinning nalaat.

Pas op pagina 246 gaat Jon Weber nadenken, probeert hij de hele zaak exegetisch op een rijtje te krijgen. Dan pas! Dat is toch wel heel onwaarschijnlijk voor een bijbelwetenschapper die nota bene net een bestseller over het leven van Jezus geschreven heeft! Was die bezinning er eerder in de roman geweest, dan zou de auteur echter de bodem onder de spanning weggeslagen hebben. Want op pagina 246 komt Jon Weber al heel snel en makkelijk tot de conclusie dat de Aramese tekst niet waar kán zijn.

De Aramese tekst is dus vervalst, de beenderen zijn die van Jozef van Arimathea. Maar wie is de vervalser? Alleen deze vraag blijft over in de laatste hoofdstukken van de roman, die daarmee een Sherlock Holmes-karakter krijgen.

(Onvermogenô (Tussen Jon Weber en zijn vader, die in Amerika predikant is, ligt na de ontdekking van het Rama-document een wereld van verschil. Zijn vader blijft geloven in een opgestane Heere. Jon daarentegen zoekt vertwijfeld naar de aard van het document. Deze kloof tussen vader en zoon biedt een prima gelegenheid voor een psychologische uitdieping. Die kans laat de auteur grotendeels liggen. Ook Jons eigen worsteling met het verlies van Andrea blijft aan de oppervlakte steken. Het beste voorbeeld echter van Maiers onvermogen om personages diepgang te geven, vinden we aan het slot. Jon leert in Israël Shannon kennen. Alles wijst erop dat zij hun verdere leven samen zullen delen. Dan komt de grote crisis. Sharon geeft aan dat zij niet verder kan gaan met Jon. Als lezer heb je, gegeven de ontwikkeling van de plot, vrede met deze verdrietige afloop. Dat Shannon vervolgens in de laatste alinea van de roman in de gemeente van Jons vader blijkt te zitten en hem daar overgelukkig om de hals valt, komt wel ongelofelijk onwaarschijnlijk over...!

”Het Rama-document” is een roman die de christelijke lezer op scherp zet vanwege de bizarre plot. Paul Maier mag dan theologisch aan zijn roman een bevredigende wending geven (het gewraakte document is gelukkig vervalst), hij slaagt er absoluut niet in om de emoties die de personages bij hun handelen drijven, overtuigend over te brengen op de toch al geagiteerde lezer.