Boekrecensie

Titel: Eén familie, acht tragedies,
Auteur: Aischylos-Sofokles-Euripides, vertaald door Gerard Koolschijn

Uitgeverij: Athenaeum-Polak & Van Gennep
Amsterdam, 1999
ISBN 90 253 2740 0
Pagina's: 590
Prijs: ƒ 39,90

Recensie door drs. G. A. Oosterom - 9 juni 1999

Verkoop vertalingen toont belangstelling klassieke literatuur

Acht tragedies drie dichters in één band

De Grieken, op het punt oorlog te gaan voeren tegen Troje, hebben zich verzameld in Aulis, waar windstilte de vloot verhindert uit te varen. Om de godin Artemis gunstig te stemmen, offert legerleider Agamemnon zijn dochter Ifigeneia. Wanneer hij na tien jaar thuiskomt, wordt hij door zijn verbitterde vrouw Klytaimestra vermoord, die op haar beurt zeven jaar later voor deze moord moet boeten door de wrekende hand van haar eigen zoon Orestes, die samen met Elektra de moedermoord pleegt. Na zijn daad wordt Orestes voortgejaagd door wraakgodinnen en ontmoet hij op de Krim de doodgewaande Ifigeneia, die door Artemis gered blijkt te zijn.

Ziehier de thematiek van de acht tragedies die dit voorjaar in Nederlandse vertaling onder de titel ”Eén familie, acht tragedies” verschenen zijn. De vertaling is van de hand van Gerard Koolschijn, voor lezers van vertaalde klassieke literatuur een begrip. Zes van de acht vertalingen werden reeds eerder gepubliceerd (Sofokles' Elektra, Aischylos' trilogie ”Het verhaal van Orestes” en Euripides' Elektra en Orestes). De overige twee verschijnen hier voor het eerst (Euripides' Ifigeneia in Aulis en Ifigeneia op de Krim).

Machteloze wezens
Het aardige van deze bundel is dat men niet gekozen heeft voor de chronologische volgorde van eerste opvoering van de stukken, maar voor de lijn van het verhaal, met als gevolg dat de jongste tragedie van de acht (”Ifigeneia in Aulis”) de bundel opent. We ontmoeten hier een wanhopige Agamemnon, die zich gedwongen ziet zijn dochter te offeren voor het 'landsbelang'. Meesterlijk weet Euripides zijn gemoedsgesteldheid weer te geven, maar tegelijkertijd zet hij de mythologische held neer als een legerleider zonder ruggengraat. Zoals in zoveel van zijn stukken schildert Euripides zijn personages af als kortzichtige, slechts voor het eigenbelang opkomende en tegenover het noodlot machteloze wezens.

Bij Aischylos vinden we een geheel andere visie op het menselijk bestaan. Zijn tragedies laten weliswaar een verpletterende indruk achter op de lezer wegens de ernst van de beschreven daden, toch werpt Aischylos de mens niet op zichzelf terug. Uiteindelijk stelt hij de goden verantwoordelijk voor de noodlottige gebeurtenissen en benadrukt hij de rechtvaardigheid van de moord op Klytaimestra. Orestes en Elektra zijn in zekere zin de niet-begrijpende uitvoerders van een bovenmenselijke wet.

Goede afloop
Ook Sofokles en Euripides hebben een tragedie nagelaten over de moedermoord, beide getiteld ”Elektra”. Het is intrigerend te ontdekken hoe beide dichters met hun stof omgaan. Zo laat Sofokles aan Elektra berichten dat haar broer Orestes gestorven is in het land waar hij als kind heengebracht was, terwijl de toeschouwer/lezer weet dat Orestes juist in haar buurt is. Pas in de vierde akte vindt de (ontroerende) herkenningsscène plaats. In Euripides' stuk daarentegen ontmoeten Elektra en Orestes elkaar reeds in de eerste akte, maar Elektra weet niet dat het haar broer is die voor haar staat. In de tweede akte onthult Orestes zijn identiteit.

In de twee laatste stukken uit de bundel toont Euripides zich de 'modernste' van de drie dichters. In ”Orestes” worden Orestes en Elektra ter dood veroordeeld en krijgen zij verlof zelfmoord te plegen. Zij besluiten hun leven te redden door de volgende moord in successie te plegen. Alleen een ”deus ex machina” (de onverwachte verschijning van een god aan het einde van een stuk, met gebruikmaking van een soort hefboom) weet te verhinderen dat zij nog meer bloed vergieten. In ”Ifigeneia op de Krim” is het optreden van een ”deus ex machina” eveneens noodzakelijk voor een goede afloop. In beide stukken blijkt Euripides' cynisme tegenover het menselijk bestaan, dat voor hem gekenmerkt wordt door zinloosheid, toeval en machteloosheid.

Tweede Fase
Dat acht tragedies van de grote drie tragediedichters in één band verschijnen, mag een unicum worden genoemd. Het vertalen van Griekse en Latijnse literatuur in het Nederlands is dat niet, gelet op wat er de laatste jaren is verschenen. Het lijkt er zelfs op dat de 'marktleiders' (Ambo te Baarn en Athenaeum-Polak & Van Gennep te Amsterdam) elkaar de loef willen afsteken met hun publicaties. Het feit dat er zo veel vertalingen verschijnen en redelijk goed worden verkocht, bewijst dat er een herleefde belangstelling is voor de klassieke literatuur. Maar het is de vraag of het publiek bijvoorbeeld zit te wachten op twee vertalingen van hetzelfde werk in één jaar (zoals in 1995 met Aischylos' ”Oresteia”).

Hoe het ook zij, de vertalingen van Gerard Koolschijn blinken uit door een perfecte beheersing van het Griekse origineel én van de Nederlandse taal, een combinatie die, vergeleken met vertalingen van enkele decennia geleden, geen vanzelfsprekendheid is. Men beschouwde de taal van de tragedie als verheven en dat moest in de vertaling terug te zien zijn. Helaas zorgde deze benadering ervoor dat die verhevenheid bovendien gepaard ging met onbegrijpelijkheid en ontoegankelijkheid. Koolschijn laat echter zien dat een letterlijke weergave qua taal, toon en register juist toegankelijk maakt. Hij weet te bereiken dat je van begin tot eind (acht tragedies!) geboeid door blijft lezen: geboeid door de inhoud maar ook door het heldere taalgebruik en de soepele zinsbouw die de vertaling aan de dag legt.

Het lezen van het boek wordt vergemakkelijkt door een prettige lay-out en een inventief systeem van namenlijst en noten. Bovendien kan deze bundel goede diensten bewijzen in het Tweede Fase-onderwijs, waarin bij de vakken Grieks, Latijn en Klassieke Culturele Vorming veel klassieke literatuur in vertaling gelezen zal worden. Gezien het gebodene hoeft de prijs van het boek daarbij geen belemmering te zijn.