Boekrecensie

Titel: Permissie
Auteur: Joke Verweerd

Uitgeverij: Mozaïek
Zoetermeer, 1999
ISBN 90 239 9005 6
Pagina's: 240
Prijs: ƒ 32,50

Recensie door Enny de Bruijn - 07 april 1999

”Permissie” beschrijft zoektocht naar het verleden

De Indo's van Joke Verweerd

Het schrijverschap van Joke Verweerd is in ontwikkeling. Met ”Permissie” schreef ze een mooie, goed geconstrueerde roman, waarin uit duizend kleinigheden blijkt hoezeer ze haar onderwerp beheerst. Het leven van een Indische familie in Nederland en de ervaringen van een Nederlandse in Indonesië zijn op een evenwichtige manier tot één verhaal verwerkt.

plattekst”Permissie” kent twee perspectieven: dat van oma Moesina, een volbloed Indische die na de oorlog en de Bersiap-tijd met haar man naar Nederland kwam, en dat van kleindochter Dee, die in Indonesië op zoek gaat naar haar moeder en daar midden in de studentenrellen van 1998 terechtkomt. Tussen hen in zit Nonnie, de dochter van Moesina en de moeder van Dee, om wie eigenlijk het hele boek draait. Zij vertelt niets, dat is juist haar probleem. Zij ontkent, negeert, is onmachtig te verwerken wat ze als klein kind gezien heeft.

De roman begint in het heden, in het huis van Moesina en Chris, waar Dee –die de tandartspraktijk van haar grootvader heeft overgenomen– iedere dag aan tafel schuift. In de loop van het verhaal komen er steeds meer feiten en gevoelens uit het verleden aan de oppervlakte. Stukje voor stukje legt de auteur het geheim dat deze familie beheerst, bloot. Als het verleden uiteindelijk volledig zichtbaar wordt, is het moment gekomen dat Nonnie de dingen onder ogen ziet en de eerste stap zet op weg naar verwerking.
Happy end

Twee tijdlagen, een dubbel perspectief – dat vraagt vaardigheid van een auteur. Joke Verweerd toont dat ze daarover beschikt. Moesina en Dee hebben elk hun eigen benadering, zelfs hun eigen taal. De twee soorten verhaalfragmenten vloeien moeiteloos in elkaar over. Als lezer hoef je je geen moment af te vragen door wiens ogen je kijkt: je herkent de structuur zodra je Moesina en Dee één keer ontmoet hebt – en niet alleen omdat er afwisselend sprake is van een ik- en een zijverteller. Om de beurt tonen ze hun werkelijkheid aan de toeschouwer.

Zorgvuldig bouwt Joke Verweerd de spanningsboog op. Wie als lezer eenmaal gegrepen is door het verhaal, is geneigd het in één adem uit te lezen. De psychologische ontwikkeling van de hoofdpersonen is geloofwaardig, net als de beschrijving van hun karakter en omstandigheden. ”Permissie” moet veel onderzoek hebben gekost –dat vertelde Joke Verweerd in het interview dat vorige maand in deze krant verscheen–, maar als lezer voel je je absoluut niet overgoten met informatie. Hoe goed de auteur zich in haar onderwerp heeft verdiept, blijkt slechts uit sfeer bepalende details.

Vergeleken met ”De rugzak”, het vorige boek van Joke Verweerd, is er beslist sprake van vooruitgang. ”Permissie” vertoont de trekken van een literaire roman. Toch heb ik de indruk dat het niveau van literatuur net niet bereikt wordt. Hoe komt dat? Ik zoek het antwoord op die vraag –behalve in het feit dat de personages te vaak nadrukkelijk, uitleggerig reflecteren op hun eigen toestand– in Joke Verweerds neiging tot een happy end. De romanpersonen leren hun problemen verwerken, Moesina spreekt haar geheim uit, Nonnie vindt Kees terug, Dee heeft Arie ontdekt en mét hem het christelijk geloof. Je kunt er als lezer zeker van zijn dat alles ooit goed komt.

Zoektocht
Dergelijke gelukkig aflopende bekerings- en liefdesgeschiedenissen doen afbreuk aan het thema van het verhaal. De hoofdpersonen zijn op zoek naar zichzelf, naar elkaar, naar God. Dee zegt zelfs: „Misschien is onze zoektocht wel van groter belang dan het vinden van wat we zoeken. Voor God, bedoel ik. Misschien heeft Hij ons al gevonden op het moment dat wij gaan zoeken.” Waarom moeten dan binnen de wereld van de roman alle vragen worden opgelost?

Dees verandering –overigens te veel een thema in de marge– komt op mij niet overtuigend over. „Ik heb mensen leren kennen die geloven op dezelfde manier als u, tante”, zegt ze. „Bij het bidden kreeg ik het gevoel dat ze tegen God aan konden leunen. Wat lijkt me dat goed!”

Dat iemand op deze manier kan worden aangetrokken door het christendom, wil ik niet ontkennen, maar voor een literaire roman is de formulering vér beneden de maat. ”Permissie” is niet existentieel genoeg. Het boek zou zoveel sterker eindigen als de vragen van de hoofdpersonen in de lucht bleven hangen. Ze zouden geen 'waarheden' moeten verkondigen, geen omschrijvingen van het geloof. Ze zouden de zoektocht slechts moeten ondergaan.