Recensie door Esther Karels-Boonzaaijer - 10 maart 1999
Roman over vrouwen in Zweeds stadje
Gewenning aan
het ondraaglijke
Het succes van Kerstin Ekmans roman Zwart water (1994) in Zweden én in Nederland heeft uitgever Bert Bakker er wellicht toe gebracht om ouder werk van haar in druk te brengen. De roman Het Engelenhuis werd in de jaren zeventig geschreven en is nu in het Nederlands verkrijgbaar. Het is het derde deel van een vierluik, waarin Ekman de ontwikkeling van een klein Zweeds stadje vertelt.
Ze doet dit aan de hand van de levens van verschillende generaties vrouwen. De roman speelt zich af in en rond de Tweede Wereldoorlog. In een interview met NRC-Handelsblad verklaart de Zweedse auteur dat het vierluik een radicale ontwikkeling in haar schrijverschap betekende. Niet langer de waarneembare sociale werkelijkheid, maar de manier waarop mensen een eigen werkelijkheid construeren, in een wereld die hun geen houvast biedt, werd haar uitgangspunt.
Ekman doet geen moeite om haar hoofdpersonen te introduceren. De lezer wordt geconfronteerd met een groot aantal personages, van wie je niet weet wie ze zijn, wat ze doen en waarom. Pas aan het eind van de roman begrijp je de verhoudingen en verbanden. Dit maakt het lezen soms tot een inspannende bezigheid. Dat is ook de bedoeling van de auteur. Ze zegt zich te willen verzetten tegen de televisiecultuur, met zijn eendimensionale verhalen. Een roman mag veeleisend zijn.
Röntgenfoto en radiumhuis
In het huis met de stenen engelen onder het dak vandaar de titel woont Tora Otter. Een stoere vrouw zonder een zweem van koketterie. Aan haar leven van dag aan dag met zelfgemaakt snoepgoed op de markt staan, komt een einde als ze in het ziekenhuis moet worden opgenomen. Het waren nieuwe woorden. Knobbel. Verwijsbriefje en röntgenfoto. Ze verzamelde ze in de schaal van haar geheugen. En toen: het Radiumhuis. (...) Daar werd ze in een koude kamer bestraald. Ze lag op een brits en was bang voor de grote machine boven haar. Ze dacht dat die haar zou verbranden, haar misschien diep van binnen vernietigen.
Thuisgekomen probeert ze de draad van haar leven, een leven van werken en willen, weer op te pakken. Maar de angst blijft. Terwijl ze suiker voor het snoepgoed afweegt, raakt ze helemaal van haar stuk. Ze moest alles weer terugdoen en opnieuw beginnen. Maar dat kon ze niet opbrengen. Toen werd ze door een uitzinnige angst gegrepen. Ze wist niet goed waarom, maar het was alsof ze niet langer uitmaakte wat zij zelf wilde. Het was alsof ze bang was voor iemand die achter de deur in de tochtige vestibule stond en besliste was zij allemaal moest doen en zeggen.
Snottebellen
Het gevoel geen greep meer op je eigen leven te hebben ervaart ook Ingrid, de dochter van een vriendin van Tora, als ze op een avond haar huis binnenkijkt. Ze ziet de emaillen koffiepot staan en vindt het ondenkbaar dat zij straks die keuken zal binnenlopen, de koffiepot zal optillen en hem onder de koudwaterkraan zal zetten en hem zal vullen precies zoals elke willekeurige volwassen vrouw in een keuken in een stad dat doet. Het was ondenkbaar, maar toch helemaal waar. Haar vorm stond vast, net als die van de koffiepot ginds in de kookhoek.
Ingrid komt regelmatig bij haar broer Konrad en zijn vrouw Agnes over de vloer. Ze hebben vier kinderen en een weinig opwekkend gezinsleven. De kinderen hebben steevast snottebellen en natte luiers en jengelen de hele dag door. In hun huis houdt de communistische partij haar kantoor. Het huishoudgeld verdwijnt regelmatig in het blikken kistje onder de bank dat partijkas heet. De leden van de partij zijn enigszins meelijwekkende idealisten die avonden lang over hun doctrines praten. Konrad preekt vrijheid, want het communisme is vrijheid. Maar, vraagt Ingrid zich af, waar was de vrijheid? In zijn dromen? In het blikken kistje met de partijkas?
Ondraaglijk
De achterflap van de roman vermeldt dat de roman gaat over vrouwen die van het leven proberen te maken wat ervan te maken valt. Jenny, de schoondochter van Tora Otter, probeert het door een verhouding met een Hongaarse vluchteling te beginnen. Zij en Ferenc ontmoeten elkaar in de meest oncomfortabele omstandigheden. Het is altijd nat en koud en het matras ruikt naar schimmel. Op een dag ziet Jenny hem met een andere vrouw praten. Ze koestert argwaan en wil Ferenc waarschuwen, maar ach, hoe kon ze hem waarschuwen voor wat moest gebeuren?
Deze achterflap stelt het wat te optimistisch voor. De conclusie van de hoofdpersonen is eigenlijk dat er van het leven bitter weinig te maken valt. Het is meer een kwestie van gewenning aan het ondraaglijke en aan de overtuiging dat het leven er was om te lijden, dat de tijd er was om te verdrijven en dat je dankbaar moest zijn zolang je je schoenen kon vastmaken en jezelf kon aankleden.
Overtuigend
De werkelijkheid die de personen in Het Engelenhuis waarnemen, ziet er somber uit. In de roman hangt een wat deprimerende, gelaten sfeer, waar je als lezer niet bepaald vrolijk van wordt. De 'grande dame' van de Zweedse literatuur, zoals Ekman eervol genoemd wordt, is zich bewust van een dergelijke invloed. In het hiervoor genoemde interview zegt ze: Een roman kan gevaarlijk zijn, omdat je mensen van vrijwel alles kunt overtuigen wanneer je het weet in te bedden in een goed verhaal, een dwingende stijl. Deze uitspraak is een rake typering van Het Engelenhuis. Het biedt enerzijds een goed verhaal, geschreven in geheel eigen, overtuigende stijl. Anderzijds is het een 'gevaarlijke' roman, omdat het leven zo negatief en zinloos wordt afgeschilderd. Je moet je inspannen om wat de schrijver te zeggen heeft ver van je te houden, om het maar bij Ekmans eigen uitspraken te houden.
|