Boekrecensie

Titel: Een steenworp afstand en andere verhalen
Auteur: Hans Werkman en Dirk Zwart

Uitgeverij: Mozaïek
Zoetermeer, 1999
ISBN 90 239 9009 9
Pagina's: 80
Prijs: van 10 maart tot en met 10 april 1999 ƒ 3,95, daarna ƒ 12,50

Recensie door Enny de Bruijn - 10 maart 1999

CLK-boek biedt kennismaking met christelijk-literair proza

De grenzen van het korte verhaal

Sommige schrijvers van korte verhalen zijn als beginnende dominees: ze willen alles in één preek aan de orde stellen. Dat kan van de auteurs die in het CLK-actieboek ”Een steenworp afstand” vertegenwoordigd zijn, niet gezegd worden. Ze overschatten hun mogelijkheden niet, ze kiezen voor een beperkte, afgebakende thematiek. Komt het daardoor dat de bundel als geheel minder indruk nalaat dan de novelle ”Kaj”, die het CLK vorig jaar als actieboek presenteerde?

Schrijven kost tijd. Toen het CLK vorig jaar de beslissing nam om in 1999 opnieuw een literair actieboek aan de christelijke boekhandel aan te bieden, was er geen auteur te vinden die op zo korte termijn een novelle kon leveren. Vandaar dat er nu een bundel korte verhalen ligt. Samenstellers zijn Hans Werkman en Dirk Zwart, die samen in de redactie van het christelijk-literaire tijdschrift Liter zitten, maar vroeger ieder een eigen blad vertegenwoordigden. Uit die gefuseerde tijdschriften, Woordwerk en Bloknoot, maakten ze een selectie.

De verhalen die het CLK-actieboek bevat, zijn dus al eerder gepubliceerd. Samen bieden ze een kennismaking met de wereld van de christelijke literatuur, al vormen ze „geen getrouwe afspiegeling van de stand van zaken binnen het christelijk-literaire proza”. Voor dat laatste verwijzen de samenstellers naar het tijdschrift Liter.

Stijl
De inhoud van de bundel is tamelijk divers. Realisme viert de boventoon, behalve in het verhaal van Hans Bavinck over een man die letterlijk per kameel door het oog van een naald wil gaan – die dus als God wil zijn. Dichter bij huis blijft Jaap Gunnink met zijn beschrijving van twee vissers in het riet, van wie er één niet is wat hij schijnt. Hans Werkman beschrijft een jeugdherinnering, Wim de Gelder een relatieprobleem, Herman Ligtenberg een stervensproces, Jajan van Daag de wijsheid van een gehandicapt kind. Dingeman van der Stoep drijft op een milde manier de spot met de kerkelijke verdeeldheid, terwijl Ronald Westerbeek in een tamelijk triest, cultuurpessimistisch verhaal zijn lezers met het lijden in de wereld confronteert.

De verschillende auteurs schrijven tamelijk vlot, maar een echt groot stilist heb ik niet kunnen ontdekken. De beste verhalen zijn wat mij betreft die van Wim de Gelder, Hans Werkman en Ronald Westerbeek. In het algemeen is er echter iets te vaak sprake van slechte beeldspraak, al te expliciete uitleg, gebrek aan eenheid van stijl. Auteurs kiezen in een bepaalde context soms een te plechtig, soms een te populair woord. Dat komt niet overtuigend over. Zinnen als „Die neutrale toon plonsde als een steen in de stille vijver van de zomermiddag” (Herman Ligtenberg), „De zon straalde als de verliefde dochter van een Edah-bedrijfsleider” (Jajan van Daag), „Het is zo wereldwijd dat het cliché is en wat moet je nog met rechtvaardigheidsgevoel?” (Ronald Westerbeek) zijn onherkenbaar (een plonzende toon, wat moet je je daarbij voorstellen?), te gewild origineel of te nadrukkelijk. Gelukkig komen dergelijke zinnen niet op elke bladzijde voor, maar in een bundel die het visitekaartje van de christelijke literatuur vormt, hadden ze vermeden moeten worden.

Identiteit
Christelijke literatuur kenmerkt zich –als het goed is– niet alleen door een vorm die getuigt van vakmanschap, maar ook door een inhoud die getuigt van visie. Met andere woorden: een bundel die zich als christelijk-literair presenteert, moet iets van het christendom zichtbaar maken. Probleem is echter, dat korte verhalen niet altijd geschikt zijn om een duidelijke boodschap over te brengen. „Kan christelijk-literair kort?” vroeg Hans Werkman zich nog niet zo lang geleden in een Woordwerk-recensie af. Hij kwam tot het antwoord: „Waarschijnlijk leent het genre van het korte verhaal zich niet zo goed voor het evenwicht van de christelijke hoop. In tien bladzijden of minder kun je beter een flits uit het leven geven dan een ontwikkeling in christelijke zin.”

Ik waag dat te betwijfelen. Toegegeven, een roman kent meer mogelijkheden tot ontwikkeling dan een kort verhaal. Wie zich dat als schrijver niet realiseert, loopt het risico zijn werk een te zware lading mee te geven. Van een kort verhaal mag je niet te veel psychologische ontwikkeling, ingewikkelde structuur of allesomvattende visie verwachten. Grote ideeën hebben in het algemeen ruimte nodig om uitgelegd te worden. Maar een christelijk perspectief lijkt me niet gebonden aan de lengte van het verhaal. Ook in een korte tekst kan een auteur zijn identiteit tot uitdrukking laten komen: door de selectie van het thema, de manier waarop het beschouwd wordt en het wereldbeeld vanwaaruit geschreven wordt.

Impliciet
Hoe zit dat in de bundel ”Een steenworp afstand”? De thema's zijn niet specifiek christelijk, behalve de vrij nadrukkelijke parodie van Dingeman van der Stoep op de veelkleurige kerkelijke kaart van Nederland. Er is volop aandacht voor de kleine en grote menselijke tragiek, voor misverstanden en vooroordelen, voor wereldleed en persoonlijke nood, kortom: voor de beperktheid en onvolkomenheid van het menselijk bestaan. De relatie met de medemens is prominent aanwezig, de relatie met God blijft erg impliciet.

De verhalen laten zich christelijk interpreteren, maar die interpretatie volgt in de meeste gevallen niet uit het verhaal zelf. Je moet het doen met de achtergrondkennis die je als lezer over de auteur hebt, met het kader waarin de tekst gepresenteerd wordt: een christelijk-literair tijdschrift, een CLK-actieboek. Dat vind ik een zwak punt.

Deze beschrijvingen van fragmenten uit het leven passen min of meer in een christelijke levenssfeer. Er wordt niet gevloekt –de hoofdpersonen zeggen hoogstens „wel verdraaid” of „sakkerju”–, er wordt een enkele keer in de Bijbel gelezen, er wordt –afhankelijk van de sfeer van het verhaal– verwezen naar Elly en Rikkert, naar Calvijn of Kohlbrugge. Maar verder dan het noemen van zo'n naam of feit komt het meestal niet. In ”Tato” is het meest sprake van een christelijk perspectief, maar de overige verhalen stralen het christendom niet zichtbaar uit – althans, niet zichtbaar voor niet-christenen. Dat ervaar ik als een gemis.

Impliciet is mooi, tussen de regels door een boodschap overbrengen is literair, maar je kunt als schrijver ook té impliciet zijn. Dan krijg je het soort vage proza dat wel literair aandoet, maar de kwaliteit mist om werkelijk aan te slaan. Eigentijdse, ook niet-christelijke lezers zitten te wachten op visie, inhoud. Dat laatste ligt, denk ik, binnen het bereik van de auteurs die aan deze bundel meewerkten. Op een steenworp afstand.