Boekrecensie

Titel: Suites
Auteur: Federico García Lorca

Uitgeverij: Meulenhoff
Amsterdam, 1998
ISBN 90 290 52325
Pagina's:191
Prijs: ƒ 39,90

Recensie door A. Stam - 3 februari 1999

Vertaling Suites Nederlands eerbetoon aan Spaanse dichter

De a's van Lorca en
de e's van scrabble

Vrienden staken een sigaar aan met het blad waarop de Spaanse dichter voor hen een Suite had geschreven. Een van deze dichterlijke guirlandes werd ooit opgeraapt van onder een kroegtafeltje. Toch zegt de uitgever over de ”Suites”: In dit laboratorium gist het hele toekomstige dichtwerk van Federico García Lorca (1898-1936).

Het honderdste geboortejaar van de legendarische dichter uit Andalusië heeft in Spanje bol gestaan van de activiteiten. Federico García Lorca behoorde tot de ”Generatie van '27”, dichters die vernieuwend werkzaam wilden zijn zonder de band met het oude door te snijden. Lorca reisde met een eigen toneelgezelschap naar de verste uithoeken van het land om de mensen juist met het klassieke Spaanse toneel kennis te laten maken. Al aan het begin van de Burgeroorlog werd hij gefusilleerd, samen met een flink deel van de intelligentsia van Granada. Het Franco-regime hield niet erg van zelfstandige denkers, zeker niet als ze zich links-kritisch uitten.

Uitgeverij Meulenhoff bracht een postuum Nederlands eerbetoon door in de herfst van 1998 de bundel ”Suites” toe te voegen aan haar omvangrijke fonds Lorca-vertalingen. Bart Vonck, die eerder tekende voor drie andere bundels van Lorca, zorgde voor de vertaling van de Suites, plus aantekeningen en een nawoord. Het Spaans, zeker dat van Lorca's poëzie, is rijk aan a's en o's. De vroegere vertalingen van Dolf Verspoor en de recente van Bart Vonck laten zien dat je daarvan toch iets heel moois kunt maken in het Nederlands, waar scrabble drie keer zoveel e's heeft als a's en o's.

Lorca schreef de Suites tussen eind 1920 en begin augustus 1923. De taal in deze reeksen gedichten „is zeer beknopt: korte verzen, korte gedichten, gedurfde beelden.” Het lijkt mij het beste en het meest bijzondere te zijn wat ik ooit heb gemaakt, schreef een jeugdige, geestdriftige Lorca. Dat was echter in 1921. Wat zou er daarna allemaal niet nog komen!

Kiem en aar
Het lijkt niet ongepast om van kiem en volle aar te spreken. In de ”Suites” schrijft Lorca bijvoorbeeld over de maan, door hem talloze malen als persoon uitgebeeld: „Vrouwe Maan is niet uitgegaan./ Zij speelt met een hoepel/ en spot met zichzelf./ Maan maantjesmaan.” Maar in ”Bloedbruiloft” uit 1932 is de maan een ijskoud-zilveren personage, dat op een dramatische manier aankondigt dat er zo dadelijk bloed zal vloeien: „Maan heeft een mes laten flitsen/ dat in de nachtwind verdwalend/ loodzwaar en loerend en starend/ pijn wil zijn, bloed zijn, in stralen!”

Bij veel mensen is de belangstelling voor Lorca begonnen met het lezen van een van die delen uit zijn terecht ooit zo genoemde „dramatische trilogie van het Spaanse platteland”: ”Bloedbruiloft”, en verder ”Yerma” en ”Het huis van Bernarda Alba”, alledrie geschreven voor het toneel, als vrije interpretatie van historische gebeurtenissen. Journalisten van de Spaanse krant ”El País” gingen een aantal jaren geleden op zoek naar de nog in leven zijnde ”bruid” uit het echte drama dat aan ”Bloedbruiloft” ten grondslag heeft gelegen. Er werd gauw een foto op het balkon gemaakt, maar de bejaarde echtelieden wilden niet meer over vroeger praten.

Frustraties
Karakteristiek in dit en heel veel ander werk van Lorca zijn frustraties, doorgaans op het terrein van de liefde: de bruid die er op haar huwelijksdag met een jeugdvriend vandoor gaat, de vrouw die dolgraag een kind wil hebben terwijl haar man het zo wel makkelijk vindt, de vijf meisjes die 8 jaar lang 'in de rouw' moeten en binnenshuis wegkwijnen. Het schrijven over deze frustraties is niet alleen maatschappijkritiek, maar ongetwijfeld ook sublimatie van Lorca's eigen grote frustratie, zijn homoseksuele geaardheid. De meningen gaan echter uiteen over de mate waarin Lorca, die soms subtiel zinnelijk over het lichamelijke schrijft, ook min of meer direct zijn probleem benoemt.

Vorig voorjaar hield de Lorca-kenner prof. Antonio Martínez González van de universiteit van Granada in Nijmegen een lezing over Lorca. Hij wilde slechts weten van één gedicht van Lorca waarin deze onomwonden klaagt over dat wat hij als zijn onontkoombaar lot ziet. Dat gedicht uit de bundel ”Dichter in New York” begint en eindigt met de aanklacht: „Vermoord door de hemel!” Met deze diagnose lijkt Lorca ver van een mogelijke oplossing verwijderd.