Boekrecensie |
Titel: Kon uit de dood ik die éne doen keren. Getuigenissen bij het verlies van een naaste Auteur: Jos de Kleijne Uitgeverij: SUN Nijmegen, 1998 ISBN 90 6168 6334 Pagina's: 157 Prijs: 29,50
|
Recensie door G. van de Wege - 3 februari 1999
Bloemlezing biedt getuigenissen bij verlies
Dood, vrijheid en troostDe dood van een medemens roept eerder persoonlijke reacties op dan beschouwingen over het abstracte verschijnsel de dood. Jos de Kleijne stelde uit de Nederlandstalige literatuur een bloemlezing samen met getuigenissen bij het verlies van een naaste, waarin ook een afdeling met verbeeldingen van de eigen dood. In de bloemlezing valt sterkt de nadruk op de periode na 1880. Even turven resulteerde in vijftien bijdragen van vóór, en negentig van ná Tachtig. Dat heeft ongetwijfeld te maken met de persoonlijker toon van de nieuwere letterkunde. Dat ook ervóór al zeer persoonlijke literatuur geschreven werd, bewijzen gedichten als de klassiekers van Huygens (Op de dood van Sterre) en Vondel (Kinder-lyck Constantijntje, 't zalig kijntje,/ Cherubijntje, van omhoog,/ d'IJdelheden, hierbeneden,/ Uitlacht met een lodderoog.). Na Tachtig kwam echter ook de tijd dat de literatuur anti- of achristelijk werd. En dat heeft z'n consequenties voor de inhoud van de opgenomen teksten, zeker bij een levensbeschouwelijk geladen thema als de dood is. Dan kan het zijn dat Mulisch en zijn vrienden na de dood van Ed Hoornik niets rest dan te pogen de dood te doden door te lachen, niet in een bezield verband, maar als radelozen in een rommelkultuur. Of, misschien typerender voor de huidige tijd, dat Annie M. G. Schmidt schrijft bepaald niet jaloers te zijn op het christelijke geloof in een eeuwig voortbestaan; wel gelooft ze in een zelf, onderdeel van een groter Zelf, buiten tijd en ruimte.
Vertroostend Zo biedt deze bloemlezing een confrontatie met het pluriforme denken van dit moment over de dood. Maar ook staat er gewoon een aantal aangrijpende of simpelweg mooie gedichten en prozafragmenten in. Wanneer de samensteller echter over de vertroostende werking van deze getuigenissen spreekt, door het besef dat alles wat vrij is om te komen in deze wereld, ook vrij moet zijn om te gaan, wellicht, dan blijft de vraag wat hij onder vrijheid en vertroosting verstaat. Elders las ik over de dood als afsterving van de zonden en een doorgang tot het eeuwige leven. Dat is wél een vertroostende visie op de dood. Ook een christen kan dat niet altijd zien; maar in deze bloemlezing is dit perspectief zo vaak afwezig, dat zij eerder versomberend dan vertroostend werkt. Achterbergs Mijn moeder sterft licht daarin op. Dat eindigt, met een zinspeling op Psalm 23: Het is niet te denken,/ dat zij me straks niet zal wenken/ op het terras/ dier andere weide/ aan gene zijde/ van stof en as.
|