Boekrecensie |
Titel: Niets bestendiger Auteur: Eva Gerlach Uitgeverij: De Arbeiderspers Amsterdam, 1998 ISBN 90 295 1642 9 Pagina's: 56 Prijs: 29,90
|
Recensie door Els Brussé-Dekker - 27 januari 1999
Gerlach probeert realiteit te ontrafelen
Kaal als de grondEva Gerlach blijft al 20 jaar haar thematiek trouw. Ook in haar negende dichtbundel Niets bestendiger weeft ze variaties rondom pogingen om de werkelijkheid te bevatten en het mislukken daarvan. Het openingsgedicht Kruim maakt de onmacht van de toeschouwer al direct duidelijk: Wat heel is, kunnen wij niet zien, het is/ te groot, het past ons niet en niet/ in onze hoofden/ maar wat aan mootjes, haksel is, verkiezeld,/ kruim, gepureerd, verstoven of ontbonden / al het verdeelde zit voorgoed in ons. De titel verwijst naar de gebrokenheid van een oorspronkelijke eenheid, bijvoorbeeld een brood, en het gedicht zelf gaat grondig in op de onmogelijkheid dat wij een volkomenheid zouden kunnen bevatten. Die is voor ons immers onzichtbaar, te groot en past bovendien niet in ons beperkte verstand. Nee, wij zien de werkelijkheid alleen gefragmenteerd. Hierna volgen vier afdelingen met respectievelijk acht, negen, zeven en acht gedichten. Het eerste en het laatste gedicht van de eerste en vierde afdeling maken de serie tot een afgerond geheel; beide gedichten gaan over een storm die een aantal mensen teistert. Maar er is wel verschil. Heel, zei je, alles is nog/ heel heet het in het eerste gedicht. Het slotgedicht loopt anders af: Al het verwrikbare gleed/ van onze levens, één twee verlies! kijk ons,/ kaal als de grond.
Rouwadvertenties De tweede afdeling bevat onder meer het gedicht Maar de mier dan, waarvan de eerste helft grote kans maakt als motto in rouwadvertenties te belanden: Ik zei tegen iemand/ Denk niet dat het overgaat,/ dat als je weggaat of doodgaat,/ dat dan het gras gewoon opkomt,/ de ekster gewoon weer het snoeihout/ in zijn mond neemt, een nest bouwt,/ zo makkelijk is het niet. Hoe doorzichtig dit gedicht ook begint, de rest is minder eenvoudig te doorgronden. Zo zit Gerlachs bundel ook in elkaar. Gerlach schrijft poëzie die geproefd wil worden, die dwingt tot een poging de bedoeling van de gedichten te doorgronden. Bij een aantal gedichten lukt dat misschien wel, andere zullen wellicht pas later, of helemaal nooit, hun betekenis prijsgeven. Ik vind Gerlachs poëzie in ieder geval boeiend genoeg om daar energie in te steken. Bovendien ben je dan bezig met wat zij in haar gedichten beschrijft: het proberen te ontrafelen van de werkelijkheid en steeds weer te stuiten op de onmogelijkheid die geheel te begrijpen.
|