Boekrecensie

Titel: Water als wijn
Hans Mouthaan
Uitgeverij: Mes
Capelle a/d IJssel 1998
ISBN 90 76061 25 4
Pagina's: 56
Prijs: ƒ 13,90

Titel: Witte kaarsen
Auteur: Jan Groenleer

Uitgeverij: Boekencentrum
Zoetermeer, 1998
ISBN 90 239 1136 9
Pagina's: 52
Prijs: ƒ 14,90

Titel: Zo is mijn Vader
Auteur: Gerie Minnesma

Uitgeverij: Merweboek
Sliedrecht, 1998
ISBN 90 5787 004 5
Pagina's: 48
Prijs: ƒ 9,90

Titel: Rafels
Auteur: Tjeerd de Graaf

Uitgeverij: Merweboek
Sliedrecht, 1998
ISBN 90 5787 003 7
Pagina's: 32
Prijs: ƒ 9,90

Recensie door Tineke Kok-Fens - 11 november 1998

Pastorale poëzie toont geloof in de levende God

Het ritme van de reidans

Er is in de loop der jaren heel wat bijbelse en pastorale poëzie geschreven en ook heden ten dage zijn er nog altijd mannen en vrouwen die deze tak van dichtkunst beoefenen om daarmee uiting te geven aan hun geloof in de levende God. Vier bundels op een rij!

Met zijn bundel “Water als wijn” geeft Hans Mouthaan een goed voorbeeld van bijbelse poëzie. De titel is ontleend aan het openingsgedicht “Kana”. „In Kana veranderde Jezus het gewone, water, in het bijzondere: wijn. Zo wil de dichter door zijn poëzie het gewone aanraken om het bijzondere verrassend naar voren te brengen”, meldt de achterflap.

Nu kan men zich afvragen wat het „gewone” is en waar het bijzondere verrassend wordt. Wie de Bijbel kent, weet dat die vol verrassingen staat. Dat is geen geheim.

Hans Mouthaan moet dan ook van goeden huize komen wil hij iets nieuws brengen; een diepere dimensie toevoegen aan datgene wat reeds bekend is. Dat hij daar redelijk goed in slaagt, ligt voornamelijk aan zijn woordkeus en vormgeving. Het openingsgedicht “Kana” is daar een sterk voorbeeld van:

„Zij aten en dronken
zij huwden elkaar.
Zij vierden een feest
en Jezus was daar”.

Simpele woorden, maar de rangschikking is van dien aard dat het ritme van de reidans erdoorheen klinkt. Dat is een knap staaltje van dichtkunst.

„Hij was op dat feest
en dronk van de wijn.
Hij wilde er Zelf
de Schenker van zijn.
Want hij gaf tenslotte
het water als wijn.
De eerste de beste;
gezuiverd en rein”.

Ik vind dit een van de beste gedichten uit deze bundel. Dat geldt onder meer ook voor “Matthéüs” en “Nazareth”.

„En daar bleek wie Hij werk'lijk was;
het Woord werd vlees, terwijl Hij las
Mozes en de profeten.
Zó kwam, wat nimmer was gehoord,
uit Nazareth het goede voort:
de Zoon des Allerhoogsten”.

Echter, niet elk gedicht draagt dit verrassende element. Er zijn er ook die in het „gewone” blijven steken. Ik denk bijvoorbeeld aan: “En dit zal u het teken zijn” (blz. 17) en “Het Kind als Koning” (blz. 18). Hierin vertelt de dichter niets nieuws. Het zijn de aloude waarheden, uitgedrukt in een wat eentonige, clichématige taal.

Hans Mouthaan schrijft bijbelse poëzie, dat wil zeggen dat deze bundel voornamelijk bestaat uit gedichten die betrekking hebben op bijbelse personen en gebeurtenissen. Hij hanteert daarbij veelal een strak rijmschema, dat de inhoud ten goede komt. Kwaliteit en kwantiteit houden elkaar in balans en dat maakt deze bundel, afgezien van een enkele kritische noot, tot een evenwichtig en waardevol geheel. Hans Mouthaan publiceerde overigens diverse gedichten en verhalen in verzamelbundels. “De klok van Giessen-Oudekerk”, een bundel streekverhalen en -gedichten, is eveneens van zijn hand.

Jan Groenleer
De christelijke gereformeerde predikant Jan Groenleer heeft als dichter enigszins naam gemaakt door zijn publicaties in het christelijk literair tijdschrift “Woordwerk” (thans “Liter”) en de liederenbundel “Zingend geloven”. Nu komt hij met een bundel die als naam draagt “Witte kaarsen”. De titel is ontleend aan het kerkelijk gebruik van kaarsen als heenwijzing naar Christus, het Licht der wereld. Het omslag is daar ook op afgestemd en oogt bijzonder fijnzinnig.

We vinden in deze bundel gedichten voor alle hoogtijdagen, van Advent en Kerst tot Pasen, doop en avondmaal. Sommige teksten zijn bedoeld om gezongen te worden en staan in de bundel “Zingend geloven”.

Wie het werk van Groenleer aandachtig leest, zal opmerken dat deze dichter-dominee zorgvuldig met zijn 'materiaal' omgaat. De woorden zijn niet lukraak neergezet maar daar geplaatst waar ze horen, en dat getuigt van vakmanschap. Technisch gezien heeft deze dichter dan ook heel wat in zijn mars. Ik denk bijvoorbeeld aan “Via Dolorosa op afstand”, een twintigtal gedichten naar aanleiding van Markus 14.

„Restanten dromen waaien heen bij koele glans
van glimmend staal. Verraad grijpt nu de kans
en met een kus is het tot wrange vrucht volgroeid.
De herder doet niets meer, zijn handen zijn geboeid.
En wij, wij zijn beroofd en vluchten weg”.
(Markus 14:43-50)

Dit is werkelijk heel knap en laat zien dat de dichter literaire kwaliteiten bezit. Desalniettemin heb ik toch nog wel het een en ander op deze bundel aan te merken. Dat betreft allereerst de structuur. Deze is zwak te noemen, doordat de juiste volgorde nagenoeg ontbreekt. Er loopt bijvoorbeeld geen duidelijke lijn van Kerst naar Pasen, persoonlijke en bijbelse gedichten staan door elkaar, zodat er een rommelig geheel ontstaat. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat deze bundel wat te haastig is samengesteld. Dat is jammer, want op deze manier komt het werk van Groenleer niet ten volle tot zijn recht.

Een tweede opmerking geldt de inhoud van de bundel. Volgens de introductie schrijft Jan Groenleer gedichten die cirkelen rond het geheim van het christelijk geloof. Dat woord „cirkelen” is juist, want tot een dieper doorstoten komt het niet. Het blijft maar draaien om „de openbaring en verborgenheid van de Naam, die wel eens verwondering en vreugde wekt, maar ook twijfel en verbijstering” (introductie). Daardoor krijgt deze bundel iets beschouwends; de zekerheid van het geloof ontbreekt, het „geheim” wordt niet ontvouwd en de kern niet blootgelegd. Dat heb ik als een gemis ervaren.

Een laatste opmerking: wanneer in een gedicht met het woord „uw” God bedoeld wordt, wordt dit niet met een hoofdletter geschreven, terwijl in eenzelfde gedicht het woord „U” of „Gij” weer wel met een hoofdletter staat. Ik kom dit in verschillende gedichten tegen en vind dat van een zekere inconsequentie getuigen.

Ondanks deze kritiek blijf ik erbij dat Jan Groenleer een uitzonderlijk goed dichter is, die ongetwijfeld nog wel meer van zich zal laten horen. In een eventuele volgende bundel misschien?

Gerie Minnesma
Bij Merweboek in Sliedrecht verscheen de zesde dichtbundel van Gerie Minnesma, getiteld: “Zo is mijn Vader”. „Het is een bundel waarin geloof, hoop en liefde centraal staan. Naast geloofszekerheden komen ook vragen en pijn en twijfels naar voren, evenwel het middelpunt blijft het geloof in de levende Christus”, zo luidt de mededeling op de achterzijde van de bundel.

Gerie Minnesma schrijft eenvoudige poëzie zonder enige literaire pretenties, maar haar bedoeling is oprecht, dat proef je. De schrijfster heeft oog voor de nood van de ander en tracht door middel van haar verzen de naaste steun en bemoediging te bieden. In die zin kunnen we dan ook spreken van pastorale poëzie.

Toch zou ik Gerie Minnesma willen aanraden eens wat meer te letten op het ritme van een vers en wat minder te rijmen. Met dat laatste zwakt ze haar werk af. Bij zinnen zoals: „Geef me wat tijd/ tijd om te huilen/ tijd om te schuilen/ tijd om te genieten/ niet te kort te schieten.../” is de rijmdwang te groot, zoiets werkt storend.

Wat ik vooral spijtig vond, is het ontbreken van de titels boven de verzen; het is nu moeilijk te zien waar een gedicht begint of eindigt. Overigens heb ik alle waardering voor het uiterlijk van de bundel. De echtgenoot van de schrijfster, Harry van de Geer, verzorgde het omslagontwerp. Heel mooi!

Tjeerd de Graaf
Bij dezelfde uitgever verscheen de bundel “Rafels” van Tjeerd de Graaf. Deze dichter, die eerst werkzaam was in de verpleging en de psychiatrie, is nu, na een theologische studie, als voorganger verbonden aan een baptistengemeente. Geïnspireerd door het leven zelf, kwam hij tot het schrijven van gedichten. Ik kan me voorstellen dat velen zich door de eenvoud van zijn woorden aangesproken voelen.

„Uit/ rafels/ van voelen/ geloven/ en zoeken
uit/ flarden/ van taal/ ver weg/ in mijn hoofd
met/ kriebels/ van woorden/ heel diep/ van binnen
borduur ik/ al tastend/ mijn leven/ met U”.

Tjeerd de Graaf schrijft geen grootse, profetische poëzie. Hij richt zich voornamelijk op de mens in nood en wijst tevens de Weg om uit die nood te komen. Pastorale poëzie dus, alhoewel het woord „poëzie” hier eigenlijk niet op zijn plaats is. De schrijver hanteert eerder het ritmisch proza als uitingsmogelijkheid. Af en toe waagt hij wel een poging om iets dichterlijks in zijn verzen te leggen, maar dan ontkomt hij niet aan alliteratiedwang: „tijd is als water/ kletterend, kolkend/ kwaad/ maar ook/ kalm, knus/ kabbelend/ roekeloos, rovend/ ruw/ maar ook/ regelmatig, rustig/ ritselend/”.

Tjeerd de Graaf dient kritisch te zijn tegenover zichzelf. Bovenstaand vers had mijns inziens geen plaats moeten krijgen in deze bundel, daar het de trefzekerheid mist die de andere verzen zo kenmerkt.

Tot slot een lovend woord voor de illustrator Willem Zijlstra, die het geheel van omslag en tekeningen voorzag.