Boekrecensie |
Titel: Dichter bij de waarheid. Gedachten over poëzie en wetenschap Auteur: Gert J. Peelen (red.) Uitgeverij: Meinema Zoetermeer, 2001 ISBN 90 211 3816 6 Pagina's: 128 Prijs: 35,00
Titel: De een en de ander
Titel: De gebeurtenis en andere gedichten
Titel: De 100 beste gedichten van 2000
Titel: Zeven maal om de aarde te gaan. Een keuze uit de gedichten van Ida Gerhardt
|
Recensie door G. J. van de Wege - 5 september 2001
Wie Ida Gerhardt leest, vergeet vragen over wetenschap en poëzie
De dichter als een Schotse collieHoe verhouden zich wetenschap en poëzie? Deze vraag staat centraal in een onlangs verschenen boekje met de titel Dichter bij de waarheid. De uitwerking van de vraagstelling is echter enigszins teleurstellend. Misschien is poëzie gewoon interessanter dan dit genre vragen die erover zijn te stellen. Er verschenen in de afgelopen tijd nieuwe bundels van Leo Vroman en Toon Tellegen en twee bloemlezingen: een uit het werk van Ida Gerhardt, en een met de beste gedichten van het jaar 2000. Wat wil een dichter? En wat een wetenschapper? Rutger Kopland geeft in Dichter bij de waarheid het voorbeeld van zijn gedicht Lijsterbessen. Je kunt de lijsterbes beschrijven door de bessen te tellen die eraan hangen; dan ben je wetenschappelijk bezig, zogenaamd. Maar dat heeft weinig zin als je iemand duidelijk wil maken hoe mooi je die lijsterbes vindt. Ik bedoel: alles op zijn manier, maar laten we niet denken dat we met de wetenschap de werkelijkheid ooit in beeld zouden kunnen krijgen. Kopland heeft eerder al eens geschreven dat er in zijn binnenste twee zwijgzame mannen huizen: de een is dichter, de ander hoogleraar in de psychiatrie. De wetenschapper telt, meet en verklaart de dingen, de dichter wil de dingen op een bepaalde manier laten zien, hij schakelt zijn subjectiviteit meer in dan uit. Ze kunnen elkaar hoogstens aanvullen, als twee verschillende perspectieven op de werkelijkheid. Dat is de meest voor de hand liggende en tegelijk de best verdedigbare opvatting over poëzie en wetenschap.
Dubbelzinnigheid Dichter bij de waarheid is voornamelijk gebaseerd op een aantal bijeenkomsten waarop dichters die ook wetenschapper zijn, werden bevraagd. Die gesprekken zijn op de vele spelfouten na nogal letterlijk uitgeschreven, erg kort, en niet altijd even diepgravend. Aangevuld met een aantal losse gedichten en enkele losse beschouwingen van de gespreksleiders (Ad Zuiderent, Theo de Boer en Mariëtte Willemsen) levert dat een boekje op dat te rommelig en brokkelig is om de lezer echt grondig aan het denken te zetten. Het aardigst zijn nog wel de gesprekken van Theo de Boer met Maarten Doorman en K. Michel. In dit gezelschap van filosofen (immers ook wetenschappers) is men het erover eens: filosofische gedichten zijn slechte poëzie en literaire filosofie is slechte wijsbegeerte. Doorman beweerde het onlangs ook in NRC Handelsblad: kunstwerken moeten iets tonen, niet iets beweren. Bovendien richten gedichten vaak alle aandacht op de taal als zodanig. Michel vertelt: Als ik aan het schrijven ben, voel ik me net een Schotse collie die rond een lastige kudde schapen loopt te draven. Die schapen zijn de woorden: lastige beesten die allemaal een andere kant op willen. En die moet ik dan in één richting zien te drijven. Als dat uiteindelijk resulteert in een coherent patroon, ben ik al dik tevreden. Anders dan zijn interviewer veronderstelt, is Michel dus niet bewust met kantiaanse gedachten aan het spelen in zijn gedichten. De betekenis ervan komt vrijwel toevallig tot stand. Hoe vreemd dat voor een buitenstaander ook mag klinken het is een ervaring die door bijna alle dichters wordt gedeeld.
Vroman Of lees hoe eiwitten, geboren als een slappe keten, zich behoren op te krullen, en hoe een ander eiwit dat gebouwd is als een ring glijdt over het hele jonge ding dat voornamelijk gemasseerd wordt om te voelen of er iets verkeerd wordt opgevouwen Hoe men het ook wendt of keert en hoe wetenschappelijk zulke passages mogelijk ook aandoen, Vroman vertelt hier toch in de eerste plaats een verhaal. Hij poëtiseert de wetenschappelijke gegevens, veel meer dan dat hij wetenschap in zijn gedichten bedrijft. Vromans gedichten spetteren nog steeds van vitaliteit. Dat daar af en toe wat sinterklaasrijm tussendoor sijpelt, is niet zijn grootste zorg: Schrijft iemand voor de eeuwigheid?/ Kom kom,/ een kwestie van tijd:/ ook de Dom/ valt straks om. Het gaat hem erom dat hij zijn liefde voor de mensen en de dieren en de planten kwijt kan, en dat hij de mensen oproept om met die stomme oorlogen op te houden. En hij roept in zijn Psalmen weer zijn Systeem aan, een soort persoonlijke godsconceptie die bij mij de afdeling natuurlijke godskennis uit de gereformeerde theologie in herinnering roept: Systeem Gij doet mij over alles nog verbazen, van het miertje naar zijn werk lopend tot mijn eigen lichaam in extase elk wonder dat zich op een kiertje opent naar Uw Aanwezigheid Jammer dat Vroman tussen al deze blijken van zorg en liefde voor het bestaande nogal wat schimpscheuten kwijt moet in de richting van het christelijk geloof.
Tellegen Ga niet weg, zegt de een en de ander vangt die woorden op, draait ze peinzend om en om en slingert ze weg met de immense kracht der weifelmoedigheid Misschien denkt hij, dat iemand ze vindt iemand die ze toevallig juist mist ergens in een verloren ogenblik. Sympathiek, deze gedichten, maar voor mij niet spannend genoeg; de gevoelige figuur die Tellegen is komt beter tot zijn recht in de vorig jaar verschenen en misschien te weinig opgemerkte verhalenbundel De trein naar Pavlovsk en Oostvoorne.
Ida Gerhardt Het mooiste is voor het laatst bewaard. Gerrit Komrij maakte een keuze uit de gedichten van Ida Gerhardt. Wie, zoals ik, altijd met meer ontzag dan neiging ze ter hand te nemen naar de drie kloeke delen Verzamelde gedichten keek, vindt hier een doorsnee uit haar werk die behoefte geeft aan meer. Want, om eerlijk te zijn, wie deze verzen gaat lezen, is Vroman, Tellegen en vooral de vragen omtrent poëzie en wetenschap ogenblikkelijk vergeten; die stemt in met Komrij, die in zijn inleiding schrijft dat Gerhardt een meesteres is in het suggereren van voorgevoelens en nagevoelens. Vooral als ze grote woorden met rust laat. Dan grijpen haar ongenaakbare gedichten ons paradoxaal genoeg bij de keel. Het is trouwens opvallend dat Komrij zo invoelend over de onverbiddelijke ernst van deze poëzie schrijft. Eerder was hij de man die vooral luimige, puberale en nonsensgedichten uit de Nederlandse literatuur bloemleesde. Nu heeft hij een boekje samengesteld dat er niet alleen prachtig uitziet, maar dat ook op vrijwel elke bladzijde prachtige poëzie bevat die inderdaad een onverbiddelijke ernst ademt.
|