Boekrecensie

Titel: Vreemd pakhuis. Verspreide stukken
Auteur: Gerrit Komrij

Uitgeverij: De Bezige Bij
Amsterdam, 2001
ISBN 90 234 7037 0
Pagina's: 293 blz.
Prijs: 39,90

Titel: Luchtspiegelingen, voornamelijk elegisch
Auteur: Gerrit Komrij

Uitgeverij: De Bezige Bij, Amsterdam, 2001
ISBN 90 234 4819 7
Pagina's: 69
Prijs: 34,90

Recensie door drs. A. J. Maasland - 5 september 2001

Gerrit Komrij publiceert nieuwe essay- en gedichtenbundel

Veel belezenheid, weinig boodschap

Aan de vele titels die bloemlezer, essayist, romanschrijver en niet te vergeten dichter (des Vaderlands) Gerrit Komrij op zijn naam heeft staan, zijn er onlangs weer twee toegevoegd: de essaybundel ”Vreemd pakhuis” en de dichtbundel ”Luchtspiegelingen”. De vraag is of Komrij veel te zeggen heeft.

De essays in ”Vreemd pakhuis” variëren sterk qua thematiek, lengte en diepgang. (In Komrijs eigen woorden: „Een magazijn voor artikelen in allerlei maten, van de stoomlocomotief tot de vlo. Een magazijn voor het hogere en het lagere goed, van gedicht tot drol.”) Dit neemt niet weg dat een aantal stukken inhoudelijk verwant is. De meeste gaan over poëziekritiek en over het literaire leven. Mijn indruk van de bundel is dat Komrij (nog altijd) vaardig formuleert, maar dat wat hij zegt, niet altijd evenveel voorstelt. Iets milder uitgedrukt: De stijl vraagt soms zo de aandacht, dat de boodschap in het niet dreigt te verdwijnen.

Neem bijvoorbeeld het eerste essay, ”De boekendans”, met de aanhef: „Het is vertoond, het is een beeld dat ons niet absurd voorkomt: een groot plein, met daarop een onafzienbare mensenmassa, en al die mensen houden hun arm omhoog, en aan al die armen zit een vuist, en al die vuisten houden een boek omklemd. (...) Het hart van de boekenliefhebber zou bij zo'n aanblik moeten opspringen van vreugde. Dit is propaganda voor het boek! (...) Het hart springt niet op. We watertanden niet.” Komrij trekt vervolgens een vergelijking tussen de liefhebber van het Ene Boek (de Bijbel, de koran of iets dergelijks) en de liefhebber van de Vele Boeken, oftewel de bibliofiel. De conclusie: „In laatste instantie is de hele boekenwereld een necrofiele aangelegenheid” – want antiquaren leven vooral van de boekenschat van overleden bibliofielen.

Belezenheid
Op die conclusie valt wel wat af te dingen, evenals op een aantal andere redeneringen. Maar mijn bezwaar is in de eerste plaats: door lichtelijk pompeus te schrijven en overduidelijk op zoek te zijn naar creatieve wendingen, wekt Komrij de indruk liever pakkend te formuleren dan iets zinnigs te zeggen. Neemt hij zijn eigen boodschap wel serieus?

Beter bevallen mij de essays die aan kunst zijn gewijd. Liefhebbers van de poëzie van Herman de Coninck zouden het essay moeten lezen dat aan de dichter is gewijd. Komrij geeft helder aan wat de kern is van De Conincks dichterschap en laat zien dat blinde bewondering misplaatst is. Ook het uitgebreide stuk over het erflaterschap van Martinus Nijhoff is alleszins de moeite waard.

In ”Een zee van letters” komt de negentiende eeuw aan de orde. Het vormt een staaltje van Komrijs fenomenale belezenheid en heeft nieuwe perspectieven voor me geopend. Kortom, delen van ”Vreemd pakhuis” zijn zeker de moeite van het lezen waard.

Zelfportret
Sinds zijn debuut schrijft Komrij gedichten met een traditioneel uiterlijk die ritme- en rijmtechnisch goed in elkaar zitten. Ook de gedichten in ”Luchtspiegelingen” lopen in de maat, maar inhoudelijk is de dichter er als ik me niet vergis op achteruit gegaan. Als representatief voorbeeld het gedicht ”Fietstocht”, over een bibliotheekbezoek: „Tweemaal, op dinsdag en op donderdag,/ verdween ik in het ruime trapportaal/ En kwam weer buiten met een brede lach./ Ik had mijn voorraad boeken andermaal.” Al fietsend wordt door de dichter „al naar het vervolg gegist”, omdat hij weet (slotregel): „Het boek is beter dan de fantasie.”

Is dit een gedicht van de grote poëziecriticus Gerrit Komrij? Het bevat nogal wat stijve formuleringen (brede lach, andermaal etc.) en ook de slotconclusie heeft weinig om het lijf. De meeste gedichten zijn onomwonden droevig, op het melodramatische af: over een hongerig karkas, over een ruïne die de dichter haar nood klaagt, over een man met overstelpend heimwee naar de kamer die hij zojuist verlaten heeft. Bizarre wendingen her en der zijn vermoedelijk humoristisch bedoeld. Zo is de nieuwe eeuw Komrij „net zo welkom als een winterstorm/ of als een zweer die klopt, recht in mijn bilspleet.”

Ik blader en blader, maar vind nergens iets wat me aanspreekt; overal gedichten die hun boodschap óf niet serieus lijken te nemen (bijvoorbeeld ”Reïncarnatie”), óf al te serieus (bijvoorbeeld ”Aan de eenvoudigheid”). In ”De bonenstaak” beschrijft Komrij „de god van de poëzie”, die vruchteloos op zoek is naar nieuwe zangen: „Zijn laatste druppel bloed valt ongezien/ in een kolonie kille kakkerlakken.” Wie weet is het bedoeld als literair zelfportret.

Kortom, deze dichtbundel geeft wat de titel ”Luchtspiegelingen” eigenlijk al beloofde: gedichten met een veelbelovend uiterlijk die bij nadere beschouwing niets wezenlijks te bieden hebben.