Boekrecensie |
Titel: Bitterzoet. Honderd gedichten van vroeger en zeventien nieuwe Auteur: Cees Nooteboom Uitgeverij: De Arbeiderspers Amsterdam/Antwerpen, 2000 ISBN 90 295 3571 7 Pagina's: 196 Prijs: 34,90
|
Recensie door G. J. van de Wege - 20 juni 2001
Gedichten kern van het werk van jubilerende Cees Nooteboom
Kale, ongastvrije, sympathieke verzenIedereen weet dat Multatuli Max Havelaar heeft geschreven, en Couperus Eline Vere. Maar dat ze ook poëzie schreven, is minder bekend. Zoiets geldt ook voor Cees Nooteboom: hij is bekend geworden met romans en vooral reisverhalen. Toch verscheen er van zijn hand sinds 1956 ook een tiental dichtbundels. Met als aanleiding zijn 45-jarig dichterschap maakte hij een keuze uit zijn poëzie. Aangevuld met zeventien nieuwe gedichten verscheen deze bloemlezing onder de titel Bitterzoet. Het hoeft natuurlijk niet zo erg te zijn wanneer je poëzie wordt vergeten en alleen je romans en verhalen bekend worden. Multatuli bijvoorbeeld zou waarschijnlijk niet rouwig zijn om het huidige verschil in bekendheid tussen zijn proza en zijn gedichten. Hij schreef zijn poëzie eigenlijk toch maar tegen wil en dank. Bij Cees Nooteboom is dat anders. Hij heeft meermalen aangegeven dat de poëzie de kern van zijn werk vormt, dat de wezenlijke Nooteboom niet in zijn romans en niet in zijn reisboeken is te vinden, maar in zijn gedichten. Wellicht heeft hij gemengde gevoelens bij de successen van zijn romans en reisverhalen. Want daarmee is hij de gevierde auteur geworden. Met zijn werk werd hij ook in het buitenland, vooral in Duitsland, beroemd. Maar sinds de jaren '80 van de negentiende eeuw is poëzie nu eenmaal een gave van weinigen voor weinigen (zoals Kloos het formuleerde). Proza heeft altijd de naam toegankelijker te zijn dan poëzie. En is dan ook populairder.
Niet lyrisch Neem een gedicht als Orde, uit de bundel Zo kon het zijn (1999). Het begint als volgt:
De goden zijn sterfelijk, Het is duidelijk: iemand die een gedicht zo begint, doet geen enkele poging om mooi te zeggen wat hij te zeggen heeft. En dat brengt met zich mee iets wat voor deze poëzie in het algemeen geldt dat zo'n vers een nogal verbeten karakter krijgt. De goden zijn sterfelijk die bewering heeft voor Nooteboom niets triomfantelijks. Want ze mogen niet sterven, omdat achter hen de chaos heerst. Het navrante is dat deze goden voor het besef van Nooteboom wel gestorven zijn. Dat besef geeft zijn gedichten een sombere ernst mee. In een vers uit 1970 schreef hij al alleen te zijn
in de wereld die kaal wordt en eenzaam
in de tijd die blijft als een maatregel Hiermee zijn enkele belangrijke thema's uit het werk van Nooteboom gegeven: de tijd en de vergankelijkheid, en vooral het gevoel naar de werkelijkheid te kijken als naar een chaos, met een, naar het zich laat aanzien, hopeloos pogen daar een duurzame orde in aan te brengen. Het is overigens opvallend door hoe weinig mensen deze verzen worden bevolkt. Nootebooms werkelijkheid is er een van dingen. Hij staat erbuiten, hij is een toeschouwer gedistantieerd, maar níet afstandelijk, om het maar eens paradoxaal te zeggen.
Tijdelijkheid Trouwens, ook zijn reiservaringen komen zijn gedichten binnen. Wellicht heeft hij daaraan zijn fascinatie voor oosterse mystiek te danken. In de roman Rituelen komen indrukwekkende beschrijvingen van Japanse theeceremonies voor, en in de hier besproken bloemlezing zien we vertaalde Chinese gedichten en ook verzen die oosters-meditatief gestempeld zijn. Zou Nooteboom in die richting een alternatief voor zijn gestorven goden zoeken? Dat er misschien wel een ándere, een levende God is, die Zich openbaarde in Jezus Christus zelfs een vermoeden daarvan klinkt in de gedichten in Bitterzoet niet meer op. Een gedicht als Zelf uit 1999 spreekt andere taal:
En als we onszelf
Daar gaat het, zonder groeten,
op zoek naar iets beters.
En wij?
van lichtende tijd
Sympathiek Behalve dat vormt deze bloemlezing natuurlijk een mooie introductie op een waarschijnlijk ondergewaardeerd deel van zijn oeuvre voor een toegankelijke prijs.
|
![]() |