Boekrecensie

Titel: De dochter
Auteur: Jessica Durlacher

Uitgeverij: De Bezige Bij
Amsterdam, 2000
ISBN 90 234 3884 1
Pagina's: 278
Prijs: ƒ 39,90

Recensie door drs. A. Verhoef - 31 januari 2001

Jessica Durlacher schrijft tegen Joodse achtergrond

Wrakhout zonder houvast

Hun liefde lijkt onverwoestbaar. Maar eronder ligt een blindganger: de niet-ontplofte bom van onverwerkt oorlogsverleden. Zo maar kan er een aanleiding zijn om die bom te laten ontploffen. Zoals Sabines vader in Jessica Durlachers jongste roman ”De dochter” doet. Opnieuw een verhaal over de tweede generatie Joodse oorlogsslachtoffers.

Ook Durlachers eerste roman ”Het geweten” (1997) had het traumatische Joodse verleden als achtergrond. Haar bijdrage in de bundel ”De olifant en het joodse probleem” (1994) gaat al over twee studenten die in een koosjer restaurant in Parijs onder het eten een moeilijk gesprek voeren over hun Joodse achtergrond. En dan nu ”De dochter”.

Zoektocht
De dochter is Sabine Edelstein. Max Lipschitz ziet haar heel even tijdens een bezoek aan het Anne Frankhuis. Tussen hen beiden ontstaat een stormachtige liefdes- relatie. Maar zoals het liefdespaar Edna en Samuel in ”Het geweten” hun Joodse verleden niet achter zich kan laten, wat tot een breuk in hun relatie leidt, zo vindt ook Max volkomen onverwacht een briefje van een met de noorderzon vertrokken Sabine met de zinsnede „Het is onmogelijk tussen ons.”

Daarmee begint voor Max een zoektocht naar zijn geliefde. Intussen werkt hij aan een grote boekuitgave van hun beider vriend Sam. Sabine mag van de inhoud van dat boek niets weten. Daarmee brengt Jessica Durlacher het suspense-motief in de roman. Over Max kom je van alles te weten; de hele liefdesgeschiedenis bekijken we door zijn ogen. Maar vanaf het begin zijn er rond Sabine, en met name rond haar afkomst, vele vragen. Max vraagt zich af: „Was ze Florence Nightingale, Maria Magdalena of de heilige Suzanna? Alledrie? Waren die drie in dit geval hetzelfde?” In zo'n korte passage merk je direct iets van de tamelijk gezwollen stijl die Jessica Durlacher hanteert, hoewel die hier al beter te verteren is dan in ”Het geweten”.

Na vijftien jaar vindt Max Sabine terug. Maar weer wordt hun relatie een mislukking. Een wanhopige Max probeert de scherven van zijn leven bij elkaar te vegen. Maar een ontmoeting met ene Lisa Mandelbaum-Stern zet Max op het spoor van de onthutsende feiten omtrent Sabines verleden.

Brullend zonlicht
De grote kritiek op Jessica Durlachers vorige roman ”Het geweten” was dat zij veel te meisjesachtig schreef. Overgevoelig navelstaren van een verliefde tiener. In die zin is ”De dochter” volwassener geworden. Maar ook in deze roman pakt Jessica Durlacher breed uit in de beschrijving van gevoelens en omstandigheden. Ik vraag me bijvoorbeeld af hoe een heimwee voelt „naar het onbarmhartige felle licht en de eindeloze oceaan en hemel waartegen al het menselijk rumoer zo totaal en volkomen futiel leek af te steken.” De wijze waarop zij het heimwee invulling geeft, is onbegrijpelijk en overbodig. En wat te denken van deze zin: „Het zonlicht brulde ons buiten keihard tegemoet.” Een synesthesie die zindert van overdrijving.

De hele roman door is de holocaust op de achtergrond aanwezig. Maar nergens in de roman lees je iets over een wezenlijke doordenking van dat vreselijke lijden, zoals we dat wel aantreffen in de boeken van Primo Levi, Abel J. Herzberg en Jessica's vader G. L. Durlacher. Max en Sabine drijven als wrakhout rond zonder houvast, zonder dat verleden een plaats te kunnen geven. Alleen lees je een paar cynische opmerkingen over het Joodse leven na de shoah en bespeuren we bij Max even iets van schuld omdat hij zo'n makkelijk leven leidt vergeleken met zijn ouders en tante Judith. Veel meer dan over dat lijden gaat deze roman over een dochter-vaderrelatie, over een vader-zoonrelatie –beide gecompliceerd–, met als verbindende schakel een problematische liefde tussen Max en Sabine.

Dreiging
God lijkt afgedaan te hebben in ”De dochter”. Want behalve in nogal wat zware vloeken komt Zijn naam nauwelijks voor. Wanneer Max aan het eind van de roman door Jeruzalem loopt, een stad die hij verafschuwt, „is er altijd de dreiging van een andere God, om elke hoek van de straat.” God als dreiging. Godsdienst als bedreigend. Max' vader is geïmponeerd door de aanblik van de Klaagmuur en draagt daar een keppeltje. Het maakt Max bang „mijn vader zo te zien, zo bedekt met jodendom.” Hebben God en godsdienst afgedaan, die lacune wordt opgevuld met de beleving van de (lichamelijke) liefde als metafysisch, goddelijk. En Sabine is in de roman even gecharmeerd door oosterse meditatie. In haar kamer staat dan een boeddhabeeldje.

Al met al is ”De dochter” een roman die de lezer achterlaat met een gevoel van melancholie. Zo veel verloren. Zo weinig gewonnen.