Boekrecensie |
Titel: Eduard van Beinum, over zijn leven en werk Auteur: Bart van Beinum Uitgeverij: Toth, Bussum, 2000 ISBN 9068682636 Pagina's: 350 Prijs: 49,50
|
Recensie door S. M. W. Bezemer - 19 december 2000
Dirigent Eduard van Beinum deed componist volledig recht
Een bescheiden ploeteraarDe naam Eduard van Beinum (1900-1958) kreeg nooit de legendarische klank van een Mengelberg of een Kondrashin. Legendevorming was het laatste wat bij deze nuchtere, hard werkende Veluwnaar paste. Bescheiden als hij was, hield hij zich ver van alles wat naar uiterlijk vertoon zweemde. Groot geworden in de schaduw van Mengelberg, ontpopte hij zich na diens vertrek als de dirigent die maar één ding wilde: muziek maken. Als weinig anderen verstond hij de kunst een componist volledig recht te doen. Inmiddels verscheen een biografie over hem. Eduard van Beinum dreigde altijd wat tussen Mengelberg en Haitink weggedrukt te worden. Van de laatste bestaat al jaren een biografie. Het wordt tijd dat zijn voorganger de plaats krijgt die hem in de muziekgeschiedenis toekomt. Zoon Bart van Beinum, auteur van Eduard van Beinum, over zijn leven en werk, deed het werk met de hulp van twee vakmensen. Daarbij is hij zo verstandig geweest de lof voor zijn vader niet zelf te beschrijven, maar veelvuldig critici van bekende dagbladen te citeren. Eduard van Beinum werd in Arnhem geboren in een eenvoudig maar muzikaal gezin. Hoewel hij viool en piano leerde spelen, lag zijn ambitie vanaf zijn veertiende elders. Hij maakte in Musis Sacrum een optreden van het Concertgebouworkest onder Mengelberg mee en wist toen dat hij dirigent wilde worden. Hij ging echter eerst piano studeren in Amsterdam. De jonge Van Beinum was een matig student. Door zijn grote begaafdheid dreef hij nogal eens op zijn routine en presteerde dan matig tot slecht. In 1923 studeerde hij af, maar de Prix d'Excellence, het vroegere diploma uitvoerend musicus, trok hem niet. Al snel vinden we hem als kerkmusicus in een van de Amsterdamse rooms-katholieke hoofdkerken. Koordirectie lag hem. Orgelspelen leerde hij er al doende bij.
Geldnood Zijn eerste orkest werd de Haarlemse Orkestvereniging, een toentertijd uitstekend en enthousiast gezelschap dat voortdurend in geldnood verkeerde. Van Beinum werd uit 123 sollicitanten gekozen. Met de daar opgedane kennis en ervaring aanvaardde hij in 1931 een benoeming als tweede dirigent bij het Concertgebouworkest. In feite was Mengelberg toen al over zijn hoogtepunt heen, niet als dirigent, maar wel wat zijn stijl betreft. Het publiek begon genoeg te krijgen van de pathos en de bombast die hij soms tentoonspreidde. Ook in het orkest begon het respect voor Mengelberg te tanen. Af en toe had hij zelfs moeite de wind eronder te houden. Vriendelijkheid en collegialiteit kenmerkten Van Beinums aanpak. Hij was niet uit op een snel resultaat, maar was meer een ploeteraar. Daarbij moet gezegd worden dat hij van meet af aan op de sympathie van de pers heeft kunnen rekenen. Mengelberg liet hem steeds meer concerten dirigeren, waardoor de vaste concertbezoekers de kwaliteiten van de jonge dirigent ontdekten.
Honger Van Beinum moest lid worden van de Kulturkammer. Behoudens een misser, een gastdirectie in Dresden, heeft hij zich weten te onttrekken aan de avances van de bezetter, die hem graag meer in Duitsland had zien optreden. Ook Van Beinum heeft de uittocht van Joodse musici uit het orkest niet kunnen verhinderen. Nadrukkelijk vermeldt de auteur dat al deze mensen de oorlog overleefd hebben en daarna weer in het orkest zijn opgenomen. Na de oorlog maakte Eduard van Beinum als chef-dirigent verschillende tournees met zijn orkest in het buitenland. In de jaren vijftig begon zijn gezondheid echter achteruit te gaan. Eduard van Beinum overleed op 12 april 1958 tijdens een repetitie van het langzame deel uit de Eerste Symfonie van Brahms. Hij stierf in het harnas. Zo had hij het ook gewild.
Mooie auto's Het boek is goed gedocumenteerd en geeft een doorkijkje naar het Nederlandse muziekleven in de twintigste eeuw. Van Beinum ging met alle componisten op voet van gelijkheid om. Wie muzikaal wat te zeggen had, vond bij hem een welwillend oor. Niets menselijks was hem overigens vreemd. De maestro kon het roken niet laten en was dol op mooie auto's. Zijn rooms-katholieke achtergrond vervaagde in de loop der jaren. Van enige religieuze betrokkenheid wordt ons niets verteld.
|