Recensie door C.
Bregman - 6 december 2000
Te lang in de
schaduw gebleven
Enkele jaren geleden schreef ik een artikel over Inge Lievaart en haar
dichterschap ter gelegenheid van haar tachtigste verjaardag. Ik schreef
toen onder andere: „Een Verzameld Werk zal er wel niet inzitten, maar een
waardige verzamelbundel moet toch tot de mogelijkheden behoren.” Een Verzameld
Werk is er inderdaad niet gekomen; dan had het vele andere dat Inge Lievaart
(1917) geschreven heeft, ook gebundeld moeten worden. Maar de uitgave van
al haar gedichten in twee kloeke en fraai vormgegeven bundels is toch wel
een héél waardige bekroning van een lang dichtersleven.
Het is goed en voor de bejaarde dichteres verheugend dat deze Verzamelde
Gedichten dit jaar mochten verschijnen. Het is ook voor de ontwikkeling
van de christelijke literatuur in ons land een bemoedigend signaal dat
er kennelijk ruimte is voor een project als dit. Ooit is de christelijke
literatuur in het tijdschrift Ontmoeting –waaraan Inge Lievaart zelf mede
leidinggegeven heeft– vanuit een gevoel van moedeloosheid opgegeven, wat
tegelijkertijd het einde van Ontmoeting betekende. Maar ik vermoed dat
Inge Lievaart, hardnekkig als zij was en is als het gaat om de verwoording
van de diepste christelijke intenties in poëzie, daar nooit con amore
aan heeft meegewerkt.
Overtuiging
Misschien is het goed als ik nog even aandacht vraag voor de dichteres
zelf. Haar eerste poëzie verscheen in christelijke kranten en tijdschriften
direct na de Tweede Wereldoorlog. Zij kwam al vrij snel in het christelijk-literaire
wereldje terecht. De voortzetting van de Christelijke Auteurskring, het
Contact van Auteurs, nog weer later het Schrijverskontakt, de Pinksterweekends
in Woudschoten, bespreken en besproken worden in de christelijke pers en
de NCRV, het houden van lezingen over poëzie, het hoorde er allemaal
bij. Vooral het redactiesecretariaat van het al genoemde christelijk-literaire
blad Ontmoeting heeft een stempel op haar activiteiten gedrukt.
Inge Lievaart wilde en wil graag een literair verantwoord gedicht schrijven,
maar het moet ook dienstbaar zijn, zowel voor de ”gemeente” als voor de
liefhebber van poëzie. Die laatste moet volgens de dichteres beseffen,
dat dít voor jou als dichter waar is. Daarom moet er in een christelijk
gedicht een overtuiging doorklinken dat men mag leven vanuit Christus.
Hoofdthema voor haar is, wat ze in haar bundel ”Dialogisch” heeft proberen
te verwoorden: de Stem van God waarop een mens antwoord mag geven.
Inge Lievaart heeft het altijd jammer gevonden dat zij niet heeft mogen
meewerken aan het Liedboek voor de Kerken. De gereformeerden konden geen
dichters leveren, werd er door haar eigen kerkelijke autoriteiten gesteld.
Later heeft Jan Wit haar echter toevertrouwd, dat zij erbij had moeten
zijn. Daarom stemt het nu des te meer tot vreugde dat haar poëzie,
getuige de bundeling ervan, toch een publieke erkenning heeft gekregen.
Twee delen
In de verantwoording die aan deel 1 voorafgaat, gaat Inge Lievaart
zelf kort de ontwikkeling van haar poëzie langs. Daarin vertelt zij
ook dat er na haar eerste bundel ”De cirkel gebroken” uit 1947 zo rond
1950 een tweede bundel ”Nochtans” had moeten verschijnen. Dat lukte echter
niet, zodat ”Met de voelhoorn verwachting” in 1961 haar tweede bundel werd.
Nu de dichteres echter de gelegenheid kreeg al haar poëzie te bundelen,
kreeg ”Nochtans” zijn rechtmatige plaats, waardoor de ontwikkeling in haar
werk ook gemakkelijker gevolgd kan worden.
Inge Lievaart maakt in de verantwoording ook duidelijk hoe zij haar
twee delen heeft opgebouwd. In het eerste deel is alle poëzie gekomen
vanaf ”De cirkel gebroken” tot ”Elke dag heden” uit 1994; een bundeling
dus van bijna vijftig jaar dichterschap. In het tweede deel heeft zij alle
gedichten bijeengebracht die voor de christelijke gedenk- en vierdagen
zijn bedoeld. Daarvoor zijn soms alle, soms een aantal gedichten uit de
in de jaren '70 en '80 verschenen bundels ”Anno domini”, ”Hoor hoe ongehoord”
en ”Een stem van heel dichtbij” gebruikt, waaraan een vijftigtal nieuwe
gedichten werd toegevoegd. Zij heeft in dit tweede deel om begrijpelijke
redenen een 'heilshistorische' ordening aangebracht; in haar eigen woorden
gezegd ze „gemengd tot een nieuwe compositie om de gedichten onderling
op elkaar te betrekken”, in de lijn van Advent tot Pinksteren en Voleinding.
Willen we Inge Lievaart in haar ontwikkeling als dichteres volgen, dan
dienen we uiteraard deel 1 te lezen. Als we ons met behulp van poëzie
willen bezinnen op de christelijke heilsfeiten, als we een gedicht zoeken
dat uiting geeft aan de verwondering over de bemoeienis van God met mensen,
als we daarbij naar poëzie zoeken die toch net wat meer zegt dan waartoe
de vele en op zijn tijd ook te waarderen pastorale dichteressen in staat
zijn, dan doet men goed deel 2 ter hand te nemen.
Geheim
Het is dus niet zo dat er op deze wijze twee dichtersfiguren zijn ontstaan
die zich beiden op een andere wijze presenteren: de dichteres en de schrijfster
van stichtelijke verzen. Nee, de eenheid tussen beide delen van de Verzamelde
Gedichten is in de dichteres zelf te vinden. De onmiskenbare toon van Inge
Lievaart is eigenlijk overal merkbaar. Inge Lievaart is nooit gaan preken
in haar poëzie. De kernwoorden van het christelijk geloof worden in
haar poëzie ook niet zo vaak gebezigd. Maar achter de woorden gaat
wel een geheim schuil, dat zich prijsgeeft voor wie zich in haar werk wil
verdiepen. Dat geheim is: het zich geborgen weten in Christus. Hij is het
Licht. Hij geeft vrede, Hij bewaart op het droge, Hij is Die mij draagt.
Deze laatste woorden ontleen ik aan een mooi gedicht van haar, te vinden
in deel 1 op blz. 393:
Het droge
Ik kwam aan de grens van het land
al sterker de stem van de zee
een hevig woeden rondom
de nietigheid van het droge
tot diep in mijn bevend rechtop
verschrikkend mij met zijn nee
het duurde een leven
duurde een dood –
daarna – in een stilte
waarin ik werd opgericht
door een kracht die het woeden keerde –
zag ik dat vlak de zee werd en licht
en met vrede de kust begroette
van het levenbewarend droge
het dragende onder mijn voeten
Dit is mijns inziens christelijke poëzie op haar best. Impliciet,
maar duidelijk verwijzend naar het essentiële van het christelijk
geloof. De expliciete verwijzing is uiteraard in deel 2 sterker, maar ook
dan geladen met een spankracht die overtuigt en vaak ook ontroert. Het
laatste lied of gedicht in deel 2 is daarvan een duidelijk bewijs. De twee
laatste strofen luiden als volgt:
Zelfs klinken nog de zangen
uit verre tijden door,
getuigen van ontvangen
en van vervuld verlangen
gingen ons zingend voor.
Zij zijn geen dode namen,
reeds is de dood gericht,
wij komen eenmaal samen
tot het volkomen amen
in Gods geweldig licht.
We willen Inge Lievaart van harte complimenteren met de bundeling van
haar poëzie. De fraaie vormgeving van het geheel past bij het doorgaans
goede niveau van haar werk en nodigt uit tot een kennismaking met een dichteres
die te lang in de schaduw is gebleven, maar nu de erkenning lijkt te krijgen
waarop zij door haar werk recht heeft. |