Boekrecensie

Titel: Het laatste geheim. Roman over het leven van Katharina von Bora
Auteur: U. Sachau
Vertaald door Nico Eikelenboom

Uitgeverij: Den Hertog
Houten, 2000
ISBN 9033114518
Pagina's: 532
Prijs: ƒ 39,90

Recensie door Esther Karels-Boonzaaijer - 23 augustus 2000

Roman over Luthers vrouw beschrijft dagelijks leven 16e eeuw

Een gul onthaal in het Zwarte Klooster

De deugdzame huisvrouw zoals Salomo haar beschrijft in zijn Spreukenboek is Katharina von Bora ten voete uit. ”Herr Käthe” noemde Luther zijn vrouw liefkozend, vanwege haar werkkracht en voortvarendheid. Of ”Doktor Kethus”, omdat ze ook verstandig en vroom was. Een mooie roman over Katharina's leven gunt ons een blik in het dagelijks bestaan van beide echtelieden.

Een blik ook in de late Middeleeuwen, toen de pest nog rondwaarde en haar duizenden versloeg. Toen je vanwege het ontbreken van een paar voortanden voor heks kon worden versleten en verbrand moest worden. Toen het normaal was om als vijfjarig meisje uit je vertrouwde omgeving in een klooster geplaatst te worden.

Dat laatste overkomt Katharina, en het valt voor haar niet mee: nooit meer spelen of kletsen, nooit meer lachen en uitgelaten zijn. Als een kloosterzuster haar berispt vanwege een huppeltje door de gang, zegt ze: „Thuis in Lippendorf is het duizend keer beter: daar kun je brood bakken en boter karnen, bier brouwen, met de wagen door de dorpen rijden – ik zou een man willen hebben en veel kinderen en een groot, groot huishouden.” Dergelijke uitspraken kloppen leuk met Katharina's latere leven, maar zijn daarom wel enigszins geforceerd.

Twaalf geheimen
Na vier jaar wordt Katharina naar een ander klooster overgebracht. Daar droomt ze over een zigeunerin die haar leven voorspelt – iets wat in een tijd vol bijgelovigheid niet vreemd is. De vrouw ziet twaalf geheimen, waarvan er al twee vervuld zijn: de natuur openbaarde zich aan Katharina toen ze thuis van het buitenleven genoot en in het klooster kreeg ze toegang tot het geschreven woord. De andere geheimen zijn de geneeskunst, de vrijheid, de liefde, het huwelijk, kinderen, vrienden, macht. Het tiende geheim is de dood, het elfde de eenzaamheid en het laatste de gelukzaligheid. De twaalf geheimen vormen de diverse delen van het boek.

Tweekoppig monster
De auteur beschrijft goed en herkenbaar de innerlijke strijd van Katharina. Ze wil een ijverige non zijn. Ze wil vasten en waken, de overwinning behalen, geen zondige gedachten meer koesteren. Maar ze kan niet. Ze kan niet volmaakt zijn.

Dan krijgt ze een geschrift van Luther in handen: ”Over de vrijheid van een christen”. „Wij moeten bedenken dat ieder christen tweeërlei natuur bezit: een geestelijke en een lichamelijke...” Het laat haar niet meer los. Katharina vlucht uit het klooster. Als ze ook nog met de ex-monnik Maarten Luther trouwt, is de schande compleet. Uit zo'n godslasterlijke verbintenis zal een tweekoppig monster geboren worden, fluistert men.

Alle lasterpraat ten spijt hebben de voormalige kloosterlingen een gelukkig huwelijk, waaruit zes kinderen geboren worden. Twee dochtertjes sterven in hun kinderjaren. Het is ontroerend om te lezen over het verdriet van de ouders en hoe ze daarin getroost worden door de zekerheid dat ze door de dood naar het leven zijn gereisd.

Geestelijk leven
Vol ijver wijdt Käthe zich aan haar huishouden in het Zwarte Klooster, waar vele studenten en gasten een gulhartig onthaal vinden. Ze brouwt bier, karnt, maakt kaas, bakt en spint en heeft voor iedereen een open oor.

Over haar geestelijk leven is de auteur vrij summier. Misschien voelt ze zich op dat terrein niet zo thuis. Wel heeft ze in de roman weten te leggen dat de gelovigen altijd goede moed hebben. De dreiging van de Turken, vernielingen, ziekten, de pest, de dood, het drijft hen niet tot wanhoop. Een vrouw wier echtgenoot voor haar ogen wreed werd vermoord en die nu met haar dochtertje op de vlucht is, bevalt in een schuur van een kind. Haar toestand is bepaald deplorabel, maar ze vertrouwt Katharina toe: „Veertien jaar vol van geluk heeft God ons geschonken – wat een genade! Ik ken vrouwen die geen enkel goed ogenblik hebben. We zijn arm en ellendig, maar toch hebben we een oneindige rijkdom in ons hart – onze liefde en de liefde Gods.”

Feit en fictie
De roman is knap geschreven en ook mooi vertaald. De vertaler, Nico Eikelenboom, schrijft in zijn verantwoording: „De lezer moet het boek ervaren alsof het in zijn moedertaal was geschreven.” Daarin is hij zeker geslaagd. De roman is verrijkt met een chronologie, een verklaring van woorden en begrippen, een naamlijst en een literatuurlijst. Bij dit alles mis ik een voorwoord of verantwoording van de schrijfster. Al lezend vraag je je namelijk wel eens af wat feit en wat fictie is. Koesterde koning Christiaan van Denemarken werkelijk een heimelijke liefde voor Katharina? Schreef Luther echt aan iedereen over de eerste tand van zijn zoon?

Een misser is mijns inziens het gesprek dat Katharina op haar sterfbed voert met Anna, een vriendinnetje van haar zoon. Zou Käthe in die omstandigheden plezier hebben gehad in het gebabbel over een fluwelen rok, die Anna een boete opleverde? Soms vind ik Katharina en Luther nogal twintigste-eeuws aandoen, vooral in hun openhartige gesprekken. Anderzijds, Luther was een open en warme persoonlijkheid. De authentieke brieven die zijn opgenomen getuigen daarvan. Hij schrijft altijd met een vleugje humor aan zijn „lieve baas” Käthe: „Open maken en lezen als de dominee, Doktor Pomeran, er niet bij is… wilt u ervoor zorgen dat wij een goede dronk bier bij u krijgen?”