Boekrecensie |
Titel: De hovenier Auteur: André F. Troost Uitgeverij: Boekencentrum Zoetermeer, 2000 ISBN 90 2399 028 5 Pagina's: 133 Prijs: 23,50
|
Recensie door drs. W. Wouters-Maljaars - 26 april 2000
Vage antwoorden op levensvragenWat opvalt als je het boek De hovenier in handen krijgt, zijn de Nugi-codes 380 (overige fictie) en 636 (godsdienst). Ze geven de dubbelzijdigheid van dit werkje aan. De uitgever verwoordt het zo: Nu het steeds moeizamer wordt om de gemeente te interesseren voor theologie en doordenking van theologische vragen, is het van belang te zoeken naar andere wegen om de overdracht van het geloof en de geloofsinhoud gaande te houden. Ds. A. F. Troost, bekend vanwege zijn dagboeken, dicht- en liedbundels, kiest met De hovenier voor de weg van fictie. De combinatie van literatuur en moraal ligt gevoelig. Dat snapt de auteur zelf ook wel en daarom probeert hij de hoofdpersoon, Thomas Roos, de critici voor te laten zijn: Novelle barstensvol bijbelse boodschappen. Literair wanproduct. (...) En dan te weten dat ik met mijn aantekeningen niet in het minst de pretentie heb een literair werk op tafel te leggen. Alles wordt dus in het teken gezet van de boodschap.
Vragen De hoofdpersoon beweert geen literaire pretenties te hebben en dat niveau kunnen we in het boek dan ook niet waarnemen. Het verloop van het verhaal is voorspelbaar: er wordt een moord gepleegd, woonwagenbewoners worden aangewezen en zelfs belaagd, maar de dader is iemand die affectief verwaarloosd blijkt te zijn. De situatie is een echte laboratoriumsituatie en dat ligt echt niet alleen aan het feit dat het stadje nog stadsmuren heeft of aan het feit dat een jongen, aan zijn lot overgelaten in een kasteel, de grote bibliotheek van zijn ouders uit verveling bestudeert. Bepaalde uitspraken vind ik ook zeer wonderlijk. Je kunt een echte boeddhist zijn, maar zijn dan je eerste woorden na de dood van je zus: Ze was een lief kind, maar je moet afstand kunnen doen van de dingen die je lief zijn? De enige figuur die ik waarachtig beschreven vond was Jacob, die tegen God vecht en uitroept: Ik kan met U niet leven, maar ook niet zonder U!
Geloof Ten slotte belandt Thomas bij de hovenier, Jozias van de Hooghe (let op de symboliek in de namen). Als een soort Jezus legt hij de leer van de liefde uit aan de ongelovige Thomas, maar ik ben verbaasd over zijn uitspraken: De bijbel is en blijft voor mij een schitterende tuin, waar de mooiste kruiden groeien en bloeien, ook al staat er dan het een en ander in waarvan ik persoonlijk denk: dit past er niet in en dat zou je er eigenlijk uit moeten kunnen wieden. Als Thomas vragen stelt over de schepping, wijst hij op poëtische verdichting; net zoals een gedicht moet je het begin van de Bijbel niet helemaal letterlijk nemen. Die dorens en distels waren er natuurlijk altijd al. En als Thomas dan vraagt of Jozias niet bang is voor het hellend vlak, omdat hij vandaag het begin- en einddeel als poëzie ziet en morgen het middendeel, antwoordt Jozias dat een hellend vlak ook nodig is om naar boven te klimmen!
Zoektocht Ik begrijp niet wat Jozias' antwoord toevoegt aan het zoeken naar het antwoord op de waaromvraag. Hij schetst het leed als een gevolg van het pijnlijke geboorteproces van een nieuwe aarde, waarop liefde en recht in vrede zullen wonen, maar neemt dan de lezer ineens mee op zoektocht naar misleidende antwoorden op allerlei theologische vragen. Daarom vind ik De hovenier niet alleen een literair wanproduct maar ook een dwaallicht.
|