Recensie door drs. J. Kruidenier - 30 december 1999
Denkers van de
twintigste eeuw
Wie geïnteresseerd is in belangrijke denkers uit de twintigste eeuw kan sinds 1985 gebruikmaken van het Kritisch denkers lexicon, een losbladige serie over grote figuren uit de vakgebieden geschiedenis, theologie, filosofie, psychologie, sociologie, economie, natuurwetenschap, biologie, taalwetenschap en literatuur. Ruim 150 deskundigen hebben inmiddels 200 van de geplande 225 bijdragen voltooid. Bij de nadering van het jaar 2000 besloot de redactie een selectie uit het lexicon als afzonderlijk boek te publiceren. De losbladige serie wordt gebruikt door een beperkte groep. Via dit boek kan een bredere kring van lezers worden bereikt. Dat kan de bezinning op twintigste-eeuwse denkers bij een groter publiek stimuleren.
Het jaar 2000 krijgt zo veel publiciteit dat er eerder sprake is van verwarring dan van verheldering. En toch hebben we juist verheldering nodig. De ontwikkelingen voltrekken zich in onze tijd sneller dan ooit. Als gevolg daarvan wordt menigeen in beslag genomen door de eisen die het leven vandaag de dag stelt. De bezinning op wat er nu eigenlijk gebeurt met onze cultuur en met ons, krijgt daardoor te weinig kansen.
Daarom is de verschijning van De denkers toe te juichen. Deze intellectuele biografie van de twintigste eeuw nodigt uit tot bezinning op de eeuw die voorbijging. Het gaat in dit boek niet om feitenreeksen uit de twintigste eeuw. Het gaat om het werk van de menselijke geest, zoals dat ten grondslag ligt aan de ontwikkelingen in deze eeuw. Bestudering daarvan is verhelderend voor wat er in onze tijd in feite gebeurt. De lezer krijgt inzicht in de geestelijke ontwikkelingen. Dat inzicht maakt het mogelijk zelfstandigheid te bewaren ten opzichte van modieuze trends. Een boek als dit kan daartoe goede diensten bewijzen.
Selectie
De uitgever presenteert De denkers als een bespreking van 59 intellectuele giganten, die gemeen hebben dat zij onze tijd door hun werk in hoge mate hebben vormgegeven. In het boek zijn de figuren in chronologische volgorde geplaatst, uitgaande van hun geboortejaar. De reeks wordt geopend met de Amerikaanse filosoof-psycholoog William James (1842-1910) en eindigt met de bekende Italiaanse taalwetenschapper en schrijver Umberto Eco (geb. 1932). Daartussen bevinden zich de andere 57.
Ik doe een greep: de psycholoog Sigmund Freud, de socioloog Max Weber, de historicus Johan Huizinga, de psycholoog Carl Gustav Jung, de theoloog Martin Buber, de natuurwetenschapper Albert Einstein, de econoom John Maynard Keynes, de theoloog Karl Barth, de filosoof Ludwig Wittgenstein, de filosoof Martin Heidegger, de historici Jan en Annie Romein, de psycholoog Jean Piaget, de econoom Jan Tinbergen, de filosoof Jean-Paul Sartre, de filosoof Emmanuel Levinas, de theoloog Dietrich Bonhoeffer, de theoloog Edward Schillebeeckx, de filosoof Michel Foucault, de theologe Dorothee Sölle en de filosoof Richard Rorty.
Postmodern
Zonder twijfel zijn dit allemaal figuren van formaat. Hebben de redacteuren dus een goede selectie gemaakt? Daarover kan men altijd van mening verschillen. Zo viel het mij op dat de Franse filosoof Jean-François Lyotard (1924-1998) ontbreekt. Hij was het die in 1979 als eerste het begrip postmodern gebruikte in combinatie met de uitdrukking: Het einde van de grote verhalen. Sindsdien zijn beide uitdrukkingen gemeengoed geworden, zonder dat men zich in voldoende mate rekenschap geeft van de analyse van Lyotard. Als gevolg van onvoldoende doordenking ging men aan de haal met wat door hem was aangereikt. Daarom zou hij in een boek als dit eigenlijk niet mogen ontbreken. Een uiteenzetting van zijn gedachten kan behoeden voor goedkope kretologie over de postmoderne mens van onze tijd, die nu helaas aan de orde van de dag is.
Alle hoofdstukken hebben dezelfde opbouw: biografie, kritische beschouwing, primaire bibliografie, secundaire bibliografie. Dat is een heldere opzet. Het betekent wel dat niet gekozen is voor een beschrijving vanuit de eenheid van leven en werk. Dat laatste is wel een lastiger klus, maar deze werkwijze doet meer recht aan de twee-eenheid van leven en werk. Nu wordt de beschrijving van het leven beperkt tot 'slechts' een inleidend gedeelte van één tot drie pagina's, waarna een kritische beschouwing volgt van zes tot zeven pagina's. De lengte per hoofdstuk varieert van acht tot dertien pagina's; alleen de filosoof-socioloog Habermas krijgt er zeventien.
Voor wie al lezend steeds meer geïnteresseerd raakt, zijn de hoofdstukken al vlug te kort. Maar het boek is bedoeld als een eerste kennismaking. En die lukt uitstekend. In kort bestek wordt veel geboden. Ook wordt de weg gewezen naar meer literatuur. Het bestek van deze recensie laat geen verslag toe van de inhoud van het boek. Ik beperk mij tot twee notities, een korte over Rorty en een langere over Eco.
Rorty
Richard Rorty (geb. 1931) is een invloedrijke Amerikaanse filosoof. Hij verliet het aloude filosofische zoeken naar een vaste waarheid. Voor hem is kennis niet, zoals voorheen, een abstracte theoretische activiteit. Hij ziet kennis als een sociale praktijk die berust op consensus en die geëvalueerd wordt met het oog op de mate van succes in het functioneren van gestelde doelen. Rorty bepleit een consequente doorvoering van dit pragmatisme in de zin van een denk- en leefhouding. Dat zal leiden tot een cultuur waarin geen enkele groep het alleenrecht heeft op Waarheid die ook voor andere groepen richtinggevend is. In deze pragmatische cultuur ervaart de mens zichzelf als radicaal eindig en ziet af van iedere band met het Hogere.
Zal dit pragmatisme niet ontaarden in egoïsme en immoralisme? Rorty vreest dat niet. Hij gelooft dat een solidaire gemeenschap in vrijheid en op democratische wijze consensus kan bereiken over waarheid en goedheid. En die consensus kan binnen een andere gemeenschap een andere invulling hebben.
Het is deze denk- en leefhouding die zich in onze samenleving krachtig laat gelden, ook in de werksituatie. Het is belangrijk te beseffen dat dit pragmatisme naar zijn aard ongodsdienstig is, dat het vaste en gegeven normen en waarden ontkent, en alle leven begrensd ziet tussen geboorte en dood. De doordringing met deze pragmatische denk- en leefhouding is aan de orde van de dag. En de risico's ervan worden onvoldoende onderkend.
Eco
Het laatste hoofdstuk van het boek is gewijd aan Umberto Eco (geb. 1932). Bij het grote publiek is hij bekend als romanschrijver, maar hij is allereerst taalwetenschapper. Hij studeerde filosofie en promoveerde op Het esthetische probleem bij Thomas van Aquino. Een veelheid van activiteiten volgde. Hij werd medewerker bij de Italiaanse televisie, schreef bijdragen in wetenschappelijke tijdschriften, onderwees esthetica en communicatiewetenschappen aan de universiteiten van Florence, Milaan en Turijn. Ook was hij actief als journalist en als gasthoogleraar aan universiteiten in Noord- en Zuid-Amerika. Vanaf omstreeks 1970 is zijn naam vooral verbonden met het vakgebied van de semiotiek, dat wil zeggen de bestudering van alles wat de communicatie tussen mensen mogelijk maakt: (schrift)tekens en tekensystemen. In 1975 werd hij hoogleraar semiotiek in Bologna.
De Zwitserse taalwetenschapper De Saussure (1857-1913) aan wie in De denkers ook een hoofdstuk is gewijd had de taalkunde genomen als model voor de hele semiotiek, dus voor de algemene studie van álle tekensystemen. Eco vindt deze aanpak te beperkt. De communicatieve systemen binnen een gemeenschap beperken zich niet tot de taal, maar vormen een veel breder geheel. Het totaal aan menselijke communicatie in een bepaalde cultuursituatie verloopt via een veelheid van tekens en vormt een uitermate complex geheel. De rode draad in het werk van Eco is zijn bezorgdheid over onvoldoende aandacht voor deze complexiteit van het geheel aan tekens.
Wie benieuwd is naar de uitwerking van deze gedachten kan te rade gaan bij Eco's wetenschappelijk werk, dat voor een deel in het Nederlands is vertaald. Het is ook mogelijk zijn romans te lezen, want daarin geeft hij illustraties van zijn theoretische inzichten.
De naam van de roos
In 1980 publiceerde Eco zijn eerste roman, De naam van de roos. Het boek oogstte groot succes, eerst in Italië en daarna in de hele wereld. In deze fascinerende roman wordt de lezer meegenomen naar een klooster in het Italië van de vijftiende eeuw, gedurende één week. Tal van middeleeuwse situaties en problematieken passeren de revue. De lezer raakt onder de indruk van de kennis van de schrijver, en houdt het boek voor een historische roman. Wie wat meer ingeleid is in de wereld van de Middeleeuwen veroorlooft zich ook enige kritiek. Want er gaat in dat klooster in die ene week wel heel veel mis. Heeft Eco niet te veel in te korte tijd laten gebeuren? Wordt zo niet een vertekend beeld geschetst van de Middeleeuwen en van het monnikenleven?
Maar de vraag is of deze vragen wel deugen. Het boek is namelijk geen historische roman maar een illustratie van Eco's theoretische inzichten. Hij heeft daarin een groot aantal voor hem favoriete teksten verwerkt. Het boek is een soort superspel, waaraan de lezer op verschillende manieren kan deelnemen. Hij kan afstemmen op de toonhoogte die hem het beste ligt en waaraan hij het meeste plezier beleeft.
Het meest voor de hand liggende spel is dat van het detectiveverhaal. Als semioticus waant de schrijver zich een detective van mogelijke betekenissen. Hij verbindt aanwijzingen met elkaar door allerlei hypothesen naar voren te schuiven. Hij maakt gebruik van zijn grondige kennis van de Middeleeuwen en van de filosofie. De roman biedt de sleutels om actief aan alle spelletjes deel te nemen. Al spelend worden de lezers geïnformeerd. Ongemerkt klimmen ze op tot kenners op het gebied van theologie en semiotiek.
Actualiseren
Opmerkelijk is dat in dit boek scherpe analyse de boventoon voert, terwijl de bezielende kracht van het christelijk geloof ontbreekt. Opmerkelijk is ook dat de monnik die Eco als verteller laat fungeren op zijn oude dag agnost is geworden. De eigentijdse twijfel jegens absolute waarheid is in dit boek voelbaar. De kenner van de Middeleeuwen presenteert zich in dit boek toch ook als kind van zijn tijd.
Na de eerste roman volgde in 1988 een tweede, De slinger van Foucault, en in 1996 een derde, Het eiland van de vorige dag. De bijdrage over Eco in het lexicon dateert van voor 1996. Bij de opname in De denkers is wel de bibliografie aangepast, maar helaas ontbreekt een bespreking van de derde roman. De uitgever had meer zorg kunnen besteden aan het actualiseren van de bijdragen.
Dat neemt niet weg dat ik de bestudering van dit waardevolle boek van harte aanbeveel.
|