Boekrecensie

Titel: Hij blijft Dezelfde
Auteur: Jonathan Edwards

Uitgeverij: Frits Hardeman
Ede, 1999
ISBN 90 76430 05 5
Pagina's: 144
Prijs: ƒ 19,95

Recensie door ds. W. Harinck - 15 december 1999

Zeven preken van ds. Edwards

„Mag ik oneindig laag liggen voor God”. Altijd bad ds. J. Edwards, de gezegende prediker van Northampton, deze woorden. Dit was zijn enige begeerte: in het stof te liggen voor God en vol te zijn van Christus alleen. In de zeven preken die verschenen onder de titel ”Hij blijft Dezelfde” komt uit dat dit voor Edwards beleving was. De mens wordt werkelijk op het diepst vernederd en vrije genade op het meest verhoogd.

De preken van Edwards (1703-1758) kenmerken zich door helderheid en eenvoud. Op een directe manier laat hij de Schrift spreken. Het allesomvattende thema van zijn prediking is ”zonde en genade”. Al lezend gevoel je dat deze dienaar van Christus ten enenmale wars is van gemoedelijkheid en niets moet hebben van oppervlakkigheid. Steeds neemt Edwards zijn hoorders mee in hun totale verdoemelijkheid voor God. Onomwonden spreekt hij van de ellendestaat waarin de zonde de mens gebracht heeft, de noodzaak van een nieuwe geboorte, de verzoening met God door Christus en de oordeelsdag die aanstaande is.

Uiterst ernstig handelt Edwards met zijn hoorders. Die ernst is ook in deze preken merkbaar. Veel kerkgangers in Northampton hadden na het ”Amen” de indruk dat nu de Rechter van hemel en aarde zou nederdalen en dat de uiteindelijke scheiding zou plaatshebben. Deze prediking heeft de Heere willen gebruiken om een opwekking in New England te bewerken. Juist de eenvoudige en getrouwe prediking van de hoofdzaken van het christelijk geloof werd gebruikt om deze opwekking tot stand te brengen.

Het volle pond
Dat Jonathan Edwards de absolute soevereiniteit van God beminde, is beslist waar. Neem en lees slechts de preek over Romeinen 9:18. De grootheid van Gods soeverein welbehagen als de enige fontein van alle zaligmakend goed wordt ons heerlijk voorgesteld. Daarbij heeft Edwards het evenwicht niet uit het oog verloren. Niet alleen verkiezing, maar ook verantwoordelijkheid krijgt het volle pond. Treffend is de manier waarop hij juist vanuit de soevereiniteit van God de onbekeerde zondaar aanspreekt: „Aangezien u dus in deze zaak zo volstrekt van God afhankelijk bent, kunt u het beste Zijn aanwijzingen volgen bij het zoeken daarvan. Dat is: Zijn stem heden te horen.”

Vaak staat het in de preken van Edwards zomaar naast elkaar, de eeuwige verkiezing Gods in Christus en de volle verantwoordelijkheid van de mens. Hij doet dit soms zo radicaal, dat het wel eens vragen oproept. Een voorbeeld daarvan vinden we in een preek over Matthéüs 5:8. Nadat hij vanuit de tekst gezegd heeft dat God alleen de Gever is van het reine hart, zegt hij in de toepassing: „Wij moeten niet menen dat wij ons kunnen verontschuldigen door te zeggen dat het Gods werk is, en dat wij ons eigen hart niet kunnen reinigen, want hoewel het in één opzicht Gods werk is, is het in een ander opzicht ook ons eigen werk. „Naakt tot God, en Hij zal tot u naken. Reinigt de handen, gij zondaars, en zuivert de harten, gij dubbelhartigen” (Jak. 4:8). Als u zelf niet aan het werk gaat en uw harten reinigt, zullen zij nooit rein zijn. Als u geen rein hart krijgt, zal dit geweten worden aan uw traagheid.”

Toch doen we Edwards geen recht als we hem beschuldigen van vals activisme of het leggen van een grond in de mens. De grondslag van zijn prediking is onvervalst schriftuurlijk en bevindelijk: „God wordt niet tot barmhartigheid bewogen door iets in het schepsel, maar de bron van Gods barmhartigheid is alleen in Hemzelf.”