Boekrecensie

Titel: De dag des Heeren
Auteur: J. C. Ryle

Uitgeverij: De Banier
Utrecht, 1999
ISBN 90 336 9462 0
Pagina's: 42
Prijs: ƒ 7,50

Recensie door ds. W. Silfhout - 8 december 1999

Zicht op de dag des Heeren

”De dag des Heeren”. Zo heet een in het Nederlands vertaald boekje van de bekende Engelse schrijver J. C. Ryle. De ondertitel luidt: ”Over het recht gebruik van de zondag”. Gezien de omvang is het meer een brochure dan een boek. Maar ondanks de beperkte omvang wordt in kort bestek veel geboden dat ons zicht op de dag des Heeren kan verscherpen.

In deze tijd, waarin de rustdag als scheppingsinzetting van God van vele kanten wordt aangevallen, is het goed dat een dergelijke uitgave verschijnt. De schrijver behandelt vier punten. In zijn eerste punt stelt hij het gezag van de sabbat aan de orde. Hij weerlegt daarin hen die beweren dat het houden van de dag des Heeren nergens op gebaseerd is dan op het gezag van de kerk en dat het Woord van God het niet kan bewijzen. Zijn vaste overtuiging is echter dat het houden van een zondag bij de eeuwige wet van God behoort. Tot bewijs voert hij daarbij vele dingen aan, onder meer de geschiedenis van de schepping, de wetgeving op de berg Sinaï, de geschriften van het Oude en Nieuwe Testament, het onderwijs van de Heere Jezus en de praktijk van de apostelen.

Bij dit laatste punt bespreekt hij ook in het kort de overgang van de zevende naar de eerste dag. Het was, zegt Ryle, een geleidelijke verandering. De geleidelijkheid was nodig om „de gewetens van de zwakke broederen geen geweld aan te doen.”

Natuur
Zijn tweede punt gaat over het doel van de sabbat. De auteur heeft met zijn schrijven over dit punt duidelijk een doel op het oog, namelijk het overtuigen van hen die menen dat ze schade lijden door hen dringend te vragen de sabbat te heiligen. Met motieven ontleend aan de Schrift en aan de natuur bewijst hij dat het onderhouden van de rustdag goed is voor het algemeen welzijn van de gehele mensheid, voor het menselijk lichaam, voor de menselijke geest, voor de volken en niet het minst voor de ziel van de mens.

Vervolgens gaat Ryle in zijn derde punt in op de vraag hoe de sabbat moet worden gehouden. Het valt mij op dat Ryle, hoewel sprekende vanuit een andere cultuur, ook spreekt van werken van barmhartigheid en van noodzakelijkheid, die op de rustdag geoorloofd en geboden zijn. Het zijn ook de criteria die 'onder ons' worden gehanteerd.

Ryle spreekt op een evenwichtige wijze over het recht gebruik van de zondag. Hij zegt: „Ik handhaaf geen andere norm voor het houden van de sabbat dan die welke alle beste en heiligste christenen uit elke kerk en natie bijna zonder uitzondering gehandhaafd hebben” (blz. 29).

Als laatste punt stelt Ryle de manieren waarop de sabbat ontheiligd wordt aan de orde. Vooral hieruit blijkt dat hij de praktijk van het leven kent. Hij besluit zijn boekje met een laatste oproep van een vriend om de sabbat toch niet te ontheiligen. Hij plaatst daarin het onderhouden van de rustdag in eeuwigheidslicht.

Ik vond op bladzijde 17 een verschrijving. Daar wordt gesproken over het tiende gebod. Dit moet natuurlijk het vierde zijn.

Een zeer lezenswaardig boekje dat in kort bestek veel biedt.