Boekrecensie

Titel: Killing fields, Living fields
Auteur: Don Cormack

East Sussex, 1997
ISBN 1 85424372 1
Pagina's: 463

Recensie door A. Jansen - 8 december 1999

Christenen onder Pol Pot: ”killing fields” worden ”living fields”

Het graan moet eerst sterven

Onder het brute bewind van de Rode Khmer hebben christenen het geleerd en met hun eigen dood bevestigd. Maar de jonge kerk van Cambodja moet het vandaag de dag opnieuw leren spellen: niet de triomfboog, maar het kruis is het enige hoopvolle teken in haar bestaan.

”Killing Fields, Living Fields” is de titel van het boek dat de Anglicaanse zendeling Don Cormack over de geschiedenis van de Cambodjaanse kerk schreef. Dat het verhaal van de protestantse christenen aangrijpend is, blijkt al wel uit die titel. Wie kent niet de ”killing fields”, de executieplekken van de moordlustige Rode Khmer? Als machteloze schapen zijn ook –juist– christenen naar de slachtbank geleid. Maar de boektitel gaat verder: ”Living Fields”. Het verwijst naar dat wonderlijke natuurgebeuren waarbij zaad in de aarde sterft alvorens nieuw leven voort te brengen. Hoe vertrouwd is dat beeld in Cambodja, met zijn vele miljoenen rijstboertjes!

Het verwijst echter vooral naar het grote geheim van het christelijk geloof, waarin uit de dood het leven voortkomt. Dat gaat niet vanzelf, maar kan omdat een christen leeft en sterft onder het Kruis – het teken bij uitstek van de overwinning op de dood. Hoe troostrijk moet dat zijn voor een kerk die zo veel heeft moeten lijden! In navolging van hun Heere zagen Cambodjaanse christenen hun leven gezaaid in de ”killing fields”. Maar in Zijn naam mochten ze ingaan in het eeuwige leven, en mag de kerk deze kerkhoven zien als akkers waaruit het nieuwe leven –geestelijk leven– opkomt. Niet voor niets schreef Cormack in de ondertitel: „een onaf portret van de kerk die maar niet wilde sterven.”

Hopeloos
Toch is het geen opwekkend boek dat hij heeft geschreven. Want hoe wordt dat 'graankorrelgeloof' niet aangevochten! Vanwege het zien en ondergaan van al die verschrikkingen. Hoe Godverlaten en hopeloos lijkt de wereld wanneer al die hopen lijken je aanstaren. Als een rode draad door Cormacks boek loopt ook dat andere gevaar: de voortdurende neiging van christenen de kruistheologie (van het graan) in te ruilen voor een succestheologie, waarbij –nota bene in de naam van Jezus– gelovigen aardse rijkdom en een hemel op aarde wordt voorgehouden. Vooral in de vluchtelingenkampen langs de Thais-Cambodjaanse grens was deze verleiding groot. Waarom? Omdat daar de poort naar het Westen –Amerika en Europa– wijd openstond!

In de vluchtelingenkampen waren de Cambodjanen (betrekkelijk) veilig voor de ”killing fields” van de Rode Khmer, maar nergens groeide op de ”living fields” van de kampkerken zo veel onkruid, en bestond de oogst uit zo veel kaf!

Laten we enkele momenten uit deze bewogen kerkgeschiedenis eruit lichten. De jaren 1970-1975 zijn die van grote geestelijke groei en bloei: het graan groeit en rijpt uitbundig in afwachting van de grote oogst. Wie die zou gaan binnenhalen, werd al snel duidelijk. Want terwijl de kerk in steden zoals Phnom-Penh en Battambang uit haar voegen barstte, was de Rode Khmer zijn opmars in het land begonnen.

Opluchting
Op 17 april 1975 trekken de in het zwart geklede onderdanen van Pol Pot Phnom-Penh binnen. Alom heerst opluchting, want de vijf jaar durende burgeroorlog, waarin een half miljoen Cambodjanen zijn omgekomen, lijkt voorbij. Al snel volgt de kille ontnuchtering. „Iedereen eruit!” klinkt het door de straten. Met de punt van hun bajonet drijven de Rode Khmer de stedelijke bevolking in heel Cambodja de stad uit. Met als doel: Cambodja zuiveren van westerse invloeden en een nieuwe mens scheppen die geschikt is voor een maoïstische boerensamenleving.

De –doorgaans jeugdige– Rode Khmer-soldaten duldden bij het evacueren van de steden geen achterblijvers. Kinderen, ouden van dagen, zieken, zelfs stervenden werden de straten opgejaagd. Zo'n 20.000 ziekenhuispatiënten kwamen –sommigen met infuus en al– buiten terecht.

De Rode Khmer-soldaten zeiden in opdracht van ”Angka” (de Organisatie) te handelen, en in naam van Angka was alles geoorloofd om vijanden te ontmaskeren. Het ”droes” of de ”hoofdroos”, zoals ze het noemden, moest worden uitgekamd en verwijderd om de nieuwe samenleving te scheppen. In de werkkampen op het platteland werden mensen telkens opnieuw verhoord, hun verleden uitgespit, en hun ingeprent dat de „ogen van Angka” waren als de ogen van een ananas – overal dus. Het hebben van een (lees)bril, boeken, kunstzinnige handen, verfijnde manieren –allemaal tekens van een „decadent westerse opvoeding”– waren genoeg om gebonden te worden afgevoerd en vermoord.

Spionnen
De eerste doelgroep voor executies waren intellectuelen, militairen, religieuze leiders (onder wie vrijwel alle boeddhisten), onderwijzers en politieke leiders. Eerst werd er met machinegeweren gedood, maar naarmate kogels schaars werden raakte doodknuppelen in zwang. Na verloop van tijd was een ongelukkige blik, een frons of wat gemompel al reden om afgevoerd te worden naar een ”killing field”.

Om „vijanden” te ontmaskeren werden ook ”chlop”, spionnen, ingezet. Vaak waren dat jonge kinderen die van hun ouders waren weggehaald. 's Avonds en 's nachts kropen ze naar de slaapvertrekken om gesprekken af te luisteren. Duizenden Cambodjanen zijn doodgeslagen, doodgeschoten, vergiftigd, geroosterd, tot stikken gebracht in plastic zakken, in rivieren gegooid, gemarteld. Sommigen werd tot hun nek begraven en bestookt met termieten. Een van de wreedste straffen was het bij levenden uitsnijden van de lever, waarna die door de aanwezige soldaten werd opgegeten.

Van vroeg tot laat werd er op een rantsoen van waterige rijstsoep in de velden gewerkt; speciale werkeenheden bouwden waardeloze irrigatiestelsels, kanalen en dammen. Waardeloos omdat ze door de leiders zonder enige kennis van zaken waren ontworpen.

Hoe verging het de protestantse christenen onder de Rode Khmer-terreur? Sommige voorgangers wisten in betrekkelijke rust te overleven. „Ze werden door Gods zorg bewaard”, schrijft Cormack, „en achtergehouden om straks de kerk weer te helpen opbouwen. Het is een van de mysterieuze paradoxen in Gods wegen”, aldus Cormack, „dat getalenteerde leiders in de kerk omkwamen, terwijl anderen de wonderlijkste uitreddingen meemaakten, en door engelen werden beschermd.”

Waar is God?
„Waar is God in dit alles?” schreeuwt de jonge christen Radha uit als hij in een kamp gedwongen wordt tot huwelijk en gemeenschap met een meisje. Op 'bevrijdingsdag' –17 april– vonden vaak zulke massale en opgelegde huwelijkssluitingen plaats, bedoeld om „revolutionair nakomelingen” te krijgen. Ook Radha kreeg een meisje toegewezen, maar kon de woorden uit 2 Korinthe 6:14,15 maar niet uit zijn hoofd krijgen: „Trek geen juk aan met een ongelovige.” Vandaar zijn noodkreet: Waar is God? Even later zou hij antwoord krijgen. Het meisje dat hij kreeg toegewezen, bleek zelf ook christen te zijn.

Aangrijpend is wat de christenonderwijzer Haim, zijn vrouw en kinderen moesten meemaken. Hen wachtte geen wonderlijke redding in een kamp ergens in de provincie Siem Riep.

„Nadat het gezin door Rode Khmer-soldaten was opgepakt”, zo vertelde een vluchteling later aan Cormack, „brachten ze naast elkaar vastgebonden onder een boom de nacht door, elkaar troostend en biddend. De volgende ochtend kwamen jeugdige Rode Khmer-soldaten en leidden hen naar de plek van executie. Daar werden ze bevolen zelf hun (gezamenlijk) graf te graven, waarna Haim vroeg of ze zich biddend op hun dood mochten voorbereiden. Terwijl Haim, zijn vrouw en de kinderen neerknielden, vluchtte een van zijn zoontjes weg, het struikgewas in. Haim sprong op en smeekte de soldaten hem niet achterna te gaan. Hijzelf zou de jongen wel terugroepen. „Kom jongen”, riep hij in de richting van het bos. „Wat win je ermee een paar dagen eenzaam in de wildernis te leven, in plaats van met ons hier voor een kort moment bij dit graf te staan, en daarna voor eeuwig rond de troon van God in het paradijs te zijn?” Na enkele minuten stilte ritselde er iets in het struikgewas en kwam de jongen huilend tevoorschijn. „We zijn klaar om te gaan”, knikte Haim naar de Rode Khmer-soldaat.

Krankzinnige
Van geloofsmoed getuigt ook het verhaal over „de krankzinnige man met de bochel”, een lichamelijk misvormde professor die zich in een werkkamp bij Mongkul Borey voordeed als krankzinnige en daarom door de Rode Khmer was aangesteld om menselijke ontlasting op te halen voor bemesting van het land. In het diepste geheim onderwees hij intussen jonge intellectuelen in het Evangelie.

Begin 1979 wordt het schrikbewind van de Rode Khmer verdreven door een invasieleger uit het buurland Vietnam. Op hun terugtocht drijven de Rode Khmer tienduizenden uitgehongerde burgers als vee voor zich uit, in de richting van de met malaria vergeven bossen langs de grens met Thailand. Daar begint de Rode Khmer –samen met twee andere verzetsgroepen– een guerrillaoorlog tegen de „Vietnamese indringers.”

Ondanks dat de burgeroorlog doorging, kon in 1979 de balans worden opgemaakt van vijf jaar schrikbewind. Tussen de 1 en 2 miljoen Cambodjanen kwamen onder de Rode Khmer om het leven, en daartoe behoorde 90 procent van alle Cambodjaanse christenen.

De ellende was na de 'bevrijding' nog niet voorbij. In 1980 begon de vervolging opnieuw, nadat Vietnam een communistisch bewind in Phnom-Penh had geïnstalleerd.

Verder kreeg de kerk de erfenis van de voorbije terreur volop te dragen. Gebrekkige bijbelkennis, een zwakke organisatie en gebrek aan leiders maakten de kerk tot „een dwalende kudde zonder herder.” In 1990 mocht de kerk definitief uit haar schuilkelders tevoorschijn komen: de regering gaf haar officieel bestaansrecht. Een nieuwe tijd van ploegen en zaaien kon beginnen.

Living fields
Hoe zit het met die ”living fields” vandaag de dag? Zeker, het zaad dat de christenen met hun dood hebben gezaaid heeft vruchten voortgebracht, een wolk van getuigen gaat de prille kerk voor. Maar hoe gering is nog de oogst. En hoeveel stenen, onkruid, doornen en distels bedekken de grond! Nog nooit was de kerk er zo verdeeld, zo vergeven van zelfgenoegzaamheid en materieel gewinzucht, schrijft een sombere Cormack. Lees wat hij op een van de laatste bladzijden van zijn boek schrijft: „Bovenal moet de kerk weer de betekenis van het kruis van Christus leren verstaan. Want een christendom dat luidruchtig en triomfalistisch is, uitdagend door de straten paradeert, en de (materiële) zegeningen van het christelijk leven rondbezuint, God voorstelt als garantie voor succes, belooft weinig goeds voor de toekomst.”