Boekrecensie

Titel: Genade en eer
Auteur: C. M. Kwantes

Uitgeverij: De Groot Goudriaan
Kampen, 1999
ISBN 9 789061 405634
Pagina's: 240
Prijs: ƒ 45,-

Recensie door ds. A. van Heteren - 1 december 1999

Levensbeschrijving ds. W. F. Laman legt arbeidzaam leven bloot

Een stem in het hemelse zangkoor

Onder de titel ”Genade en eer” verscheen een levensbeschrijving van ds. W. F. Laman. Ds. Laman was niet alleen van grote betekenis in de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland, maar mocht ook veel betekenen voor het kerkelijk leven in Canada en de Verenigde Staten van Amerika. Deze titel van het boek is gekozen omdat twee zaken herkenbaar waren in zijn leven: de Heere heeft hem genade geschonken en met eer heeft hij de kerken mogen dienen.

De auteur van dit keurig verzorgde boek is C. M. Kwantes, amateur-historicus. Dit lezenswaardige boek bevat een groot aantal illustraties. Achterin vinden we de herdenkingspreek gehouden ter gelegenheid van de 25-jarige ambtsbediening en enkele herinneringen van ds. M. C. Tanis, voor wie ds. Laman veel heeft betekend. Bronnen en literatuur worden vermeld. Een persoonsregister completeert het geheel.

Willem Frederik Laman wordt op 6 juni 1900 te Leiden geboren. Het gezin Laman behoort tot de Gereformeerde Kerken. In 1903 komt ds. G. Wisse naar Leiden. Doordat Wisse de ineensmelting van de drie Gereformeerde Kerken voorstaat, ontstaat een christelijke gereformeerde gemeente. Daar doet W. F. Laman in 1918 openbare geloofsbelijdenis. Na de middelbare school gaat Laman werken bij de Koninklijke Nederlandse Grofsmederij, waar hij op 22-jarige leeftijd onderdirecteur wordt.

Op 16-jarige leeftijd sterft Laman bijna de verstikkingsdood door keelontsteking. Het komt op hem af dat sterven God ontmoeten is. Hij mag wonderlijk herstellen. De Heere stort liefde uit in zijn hart, die wederliefde wekt. Als Laman 20 jaar is, wordt de weg van zalig worden in Christus Jezus hem ontsloten. Dan ontstaat de begeerte zich geheel te wijden aan de dienst van God. Maar begeerte is geen roeping. Vijf jaar later weet hij zich geroepen tot het ambt van dienaar des Woords. Vijf jaar lang volgt hij in Apeldoorn de zogenaamde literaire opleiding, daarna bijna drie jaar de theologische studie.

De eerste gemeente die Laman mag dienen, is Middelharnis. Deze gemeente is een jaar tevoren uit de plaatselijke gereformeerde kerk ontstaan. Prof. Wisse is zijn bevestiger. Het ledental van deze gemeente verdubbelt en het kerkgebouw wordt vergroot. Van 1932-1939 dient hij Middelharnis. Dan volgt Haarlem-Centrum. In 1944 neemt hij afscheid van deze gemeente, om te gaan naar Rotterdam-West. Hier maakt hij de hongerwinter mee. Ds. Laman krijgt de overtuiging dat alle mannen uit zijn gemeente die met een razzia werden weggevoerd naar Duitsland, zullen terugkeren. Dit is ook gebeurd.

Ook op breder kerkelijk terrein heeft ds. Laman met ere gediend. Hij maakte deel uit van het curatorium, van het deputaatschap voor de eenheid van gereformeerde belijders en correspondentie met buitenlandse kerken en van het deputaatschap inzake emigratie.

Canada
In 1955 krijgt de kerkenraad van Rotterdam-West het verzoek ds. Laman enige tijd af te staan, opdat hij met emigranten mee kan reizen naar Canada. Er volgt een beroep vanuit Hamilton (Canada). Zo vertrekt ds. Laman in 1956 naar Canada. Tijdens zijn verblijf in Canada vindt in 1961 hereniging plaats van de Old Christian Reformed Church of USA en de Free Christian Reformed Church of Canada and USA. Veel arbeid mag ds. Laman verrichten aan de overzijde van de oceaan. Arbeid die door genade vrucht heeft afgeworpen.

In 1964 neemt ds. Laman een beroep aan van Dordrecht-Centrum. Hij voelt zich los van Hamilton. Maar hij is nooit in Dordrecht gekomen. Een ernstige ziekte openbaart zich. Ds. Laman wordt opgenomen in het ziekenhuis. In het ziekenhuis mag ds. Laman bijzonder werkzaam zijn met deze woorden: „Mijn raad zal bestaan en Ik zal al Mijn welbehagen doen.” Hij mag rusten in Gods welbehagen. In verwondering mag hij het uitspreken: „Wat is de mens, wat is in hem te prijzen, dat Gij, o HEER', hem gunsten wilt bewijzen.”

Ds. Laman overleed op 27 maart 1964. Zo ging in vervulling wat hij eens tot de Heere had gesproken: „Heere, houd het maar aan me tegoed, straks zal ik altoos Uw eer volkomen bedoelen.” Onder grote belangstelling vond de begrafenis plaats. Vanuit Nederland waren ds. C. Smits en ds. M. C. Tanis aanwezig. Ds. Tamminga schreef na het overlijden van ds. Laman: „In zijn gezin en familiekring, in zijn gemeente en in de kerk is een lege plaats. Maar aan het zangkoor in de hemel is weer een stem toegevoegd.”

Prediking
De prediking van ds. Laman was schriftuurlijk-bevindelijk. Geestelijke ervaringen werden niet ingeschoven in de tekst, maar het geestelijk leven kwam op uit de tekst. Hij vergeestelijkte niet, maar legde de geestelijke betekenis van de tekst bloot. Zo lezen wij in de herdenkingspreek ter gelegenheid van zijn 25-jarige ambtsbediening: „Maar nog een keer: welke zijn dan toch die lieflijkheden in dat huis des Heeren? Ik heb ze net opgenoemd. Als David met bevrediging ziet, dat is het werk des geloofs in het huis des Heeren, dan ziet hij er de Beloofde aan de balling van Eden in. Dan ziet hij erin, wat Jacob op zijn stervenssponde licht gaf: „Juda, gij zijt het. U zullen de volken loven.” Dan ziet hij wat Jesaja in jubel deed uitbreken: „Een Kind is ons geboren en een Zoon is ons gegeven en de heerschappij is op Zijn schouder.” Zag David dat in het huis des Heeren? In die tabernakel? Jazeker! Want geliefden, die tabernakel, en nu vergeestelijk ik het niet, omdat dit geestelijk is: die tabernakel is niemand anders dan Jezus Christus.”

Zijn prediking kan ook trinitarisch genoemd worden. Het werk van de drie-enige God stond centraal. De Vader als Uitdenker van de zaligheid, de Zoon als Verdiener van de zaligheid en de Heilige Geest als Toepasser van de zaligheid. In de prediking besteedde hij in het voetspoor van prof. Wisse ook aandacht aan verontrustende ontwikkelingen die zich in zijn dagen al aankondigden. Wie ds. Laman heeft mogen beluisteren, zal zich bekende uitdrukkingen herinneren: „Heere, neem mij maar zoals ik ben, en maak mij maar zoals U mij hebben wilt.” „Aan God heb ik eeuwig genoeg; van God krijg ik nooit genoeg.”