Boekrecensie

Titel: Het verhaal gaat... deel 3; verhalen van richters en koningen
Auteur: Nico ter Linden

Uitgeverij: Balans
Amsterdam,1999
ISBN 90 5018 493 6
Pagina's: 288
Prijs: ƒ 39,50

Recensie door ds. P. J. den Hertog - 24 november 1999

De scherpte weggenomen

Veel boekrecensies beginnen met het noemen van waardevolle zaken die de recensent in het boek aangetroffen heeft. Als het naar het einde neigt, dan komt er een ”toch”, of een ”maar” en zakt daarna het in het begin opgezette verhaal in een paar pennenstreken als een kaartenhuis in elkaar. In deze recensie van het derde deel van ”Het verhaal gaat...” volg ik die aanpak beslist niet. Want ik wil zo snel mogelijk mijn hart luchten en dan weet de lezer ook meteen waar hij aan toe is.

Ds. Nico ter Linden heeft zich met het schrijven van deze serie ten doel gesteld „de bijbelverhalen te hervertellen, uit te leggen en te verhelderen.” En mijn eerste en grote bezwaar is dat hij dat niet doet. O ja, hij legt uit en hij verheldert (al valt daar nog wel het een en ander over op te merken), maar het is zeer beslist geen hervertelling. Want bij hervertelling ga ik ervan uit dat het wezenlijke van het oorspronkelijke in ieder geval voluit overeind blijft staan. En bij Nico ter Linden is dat meteen het eerste wat sneuvelt.

Wat Nico ter Linden dan ook biedt is geen hervertelling van de Bijbel maar de hervertelling van Nico ter Linden van de Bijbel. Het is van wezenlijk belang dat iedereen die ”Het verhaal gaat...” ter hand neemt dat goed weet. Deze uitgave is geen vertaling van de Bijbel, hoewel het dat wel pretendeert te zijn.

Een voorbeeld daarvan komen we tegen bij de presentatie van deel 2 van ”Het verhaal gaat...”, waar ds. Ter Linden met klaarblijkelijk genoegen vertelde dat hij gehoord had dat ”Het verhaal gaat...” in een isoleercel lag, in plaats van dat daar de Bijbel lag.

Tekort
Dit nu is mijn allergrootste pijnpunt. Want aan de manier waarop God Zich openbaart in de Bijbel, wordt fundamenteel tekortgedaan door de bewerkingen die onze aartsverteller erop uitvoert. Ik wil daar wat voorbeelden van noemen vanuit deel 3.

In de geschiedenis van Gideon die het altaar van Baäl en de gewijde paal bij zijn ouderlijk huis met de grond gelijkgemaakt had, mis ik de kloeke taal van Gideons vader Joas, die tegen de rest van de bevolking zegt: „Wie voor Baäl strijdt, zal nog deze morgen ter dood gebracht worden.” Joas komt klip en klaar op voor de God van Israël, de enige God. Ter Linden laat dit helemaal ongenoemd. Het blijft in de mist van zijn verhaal hangen. Zo ontneemt hij het bijbelgedeelte scherpte.

Zoiets komen we een paar bladzijden verder ook tegen (blz. 45): „...in Gideons stem hoorden zij de stem van God.” Van zo'n uitspraak krijg ik de rillingen over mijn lijf. Het doet mij meteen denken aan een gereformeerde collega die ik hoorde bidden: „U, Die wij God noemen” (de hoofdletters heb ik geplaatst, maar ik weet niet of mijn collega die zou plaatsen). Dan denk ik bij mezelf: Zeg nu toch meteen hoe je God ziet, of je in Hem gelooft; en als dat antwoord bevestigend is, zeg mij dan hóé je in Hem gelooft. Maar doe niet zo wazig, zo versluierend.

Versmalling
Terwijl ik bij Ter Linden verder las, vormde zich een zin in mijn gedachten: de klem van God op een mens persoonlijk en zijn appèllerend spreken tot een mens verdwijnen onder de façade van Ter Lindens vertelling. Zeker, ds. Ter Linden wil heus weten van de openbaring van God. Maar ondertussen versmalt hij Gods openbaring tot de grootte en vormgeving van zijn eigengemaakte mal.

En dat moeten we bedenken: al lezend lijkt het allemaal wel aardig en overeenkomend met wat er in de Bijbel staat. Maar Ter Linden selecteert ondertussen wel.

Nog zo'n voorbeeld: in de geschiedenis van Elia op de Karmel mis ik wat er staat in 1 Koningen 18:37 (slot). Het zijn maar een paar woorden, maar zeer veelzeggend. We lezen er: „...en dat Gij hun hart (van het volk) weer terugneigt.” Ter Linden heeft al eens gezegd dat God niet met de mensen wil communiceren. Maar met die uitspraak overschreeuwt hij Gods Woord. Ds. Ter Linden laat die paar woorden uit 1 Koningen dus weg. Maar wat is dat verschrikkelijk ingrijpend!

Wegverteld
Ds. Ter Linden snoert God de mond. Ik realiseer me dat dat hard klinkt, maar bovenstaande zaken laten dat toch duidelijk zien? Ik kan nog wel een voorbeeld noemen. Op blz. 262 schrijft hij: „Voor de profetische verteller is het niet verwonderlijk dat uiteindelijk de Assyriërs kwamen om Israël weer uit het land te verdrijven. Hij kan de val van Samaria en de daaropvolgende ballingschap van het noordelijke rijk niet anders zien dan als een straf van God.” Weer die waas erover en weer die scherpte eruit. Opnieuw dat appèllerende van God eruit 'wegverteld'. De Bijbel laat zien dat God Zijn volk strafte met de ballingschap. Punt uit!

Ik kan nog wel verdergaan met blz. 239, waar het gaat over Elisa en de berinnen en wat Ter Linden „een grimmig sprookje” noemt. Ik kan wijzen op blz. 227, waar hij het ingrijpende gebeuren van Elia op de Karmel benoemt als een „heilig theater.” Ik kan aankomen met blz. 269 waar de schrijver Hizkia (als het om de schaduw gaat op de treden) in de mond legt: „Terug! In godsnaam terug!” Ik kan wijzen op zijn spreken over de Engel des Heeren bij Gideon op blz. 42: „Het volgende ogenblik was de engel gevlogen”, maar het belangrijkste is gezegd. God wordt de mond gesnoerd, hoe meesterlijk ds. Ter Linden ook kan vertellen.

Kunst
Een woordkunstenaar, dat is hij. En de vormgeving van het boek doet ook z'n werk. De inhoud zal ook vele mensen aanspreken. Hij legt dingen al verhalend uit, meermalen heel knap. Het is aandoenlijk om erin te lezen. Het zijn prachtige verhalen. Maar het mist de scherpte van Gods Woord, waarin God Zich openbaart als de enige, waarachtige God, de God Die met vaste hand regeert tot in eeuwigheid en van Hem weten wij dat er niets buiten Hem om gaat.

Het verhaal gaat. Maar Gods Woord blijft tot in eeuwigheid!