Boekrecensie

Titel: Calvijn en de kerkdienst
Auteur: dr. T. Brienen

Uitgeverij: Groen
Heerenveen, 1999
ISBN 90 5829 016 690
Pagina's: 90
Prijs: ƒ 22,50

Recensie door drs. H. J. de Bie - 24 november 1999

Bij Calvijn naar de kerk

Een kerkdienst bij Calvijn! Dat hadden we graag willen meemaken. Gelukkig zijn heel wat preken van hem bewaard gebleven. Maar hoe verliep verder de dienst? Dr. T. Brienen heeft daar onderzoek naar gedaan. In 1987 verscheen van zijn hand ”De liturgie bij Johannes Calvijn”. Zijn onlangs verschenen boek ”Calvijn en de kerkdienst” vormt daarvan een vereenvoudigde versie.

Het eerste wat opvalt, is dat Calvijn geen standaardliturgie volgt, die altijd en overal hetzelfde is. Tijdens zijn eerste verblijf in Genève paste hij zich aan bij de orde van dienst die toen gebruikelijk was. Als model werd de zogenaamde ”pronausliturgie” gehanteerd. Deze liturgische vorm bestond reeds in de Middeleeuwen naast de eucharistieviering en had het karakter van een woorddienst. Zwingli en de zijnen hebben haar gebruikt als model voor de orde van hun kerkdiensten in Zürich, Basel, Bern en Genève. De pronausliturgie kent geen gemeentezang. Wel werd het Onze Vader door allen hardop meegebeden. Verder was alleen de voorganger aan het woord.

Na twee jaar (april 1538) worden Calvijn en Farel door het stadsbestuur van Genève verbannen. Het stadsbestuur verwerpt het voorstel tot vernieuwing van de liturgie dat beide reformatoren hebben ingediend. Over twee punten kan men het niet eens worden: de invoering van de gemeentezang en een maandelijkse avondmaalsviering.

Straatsburg
Calvijn wijkt uit naar Straatsburg. De liturgie daar is die van de later ingeslopen, typisch romaniserende elementen gezuiverde vroegchristelijke kerkdienst. De vaste elementen zijn: het Kyrië, dat is het gebed om Gods ontferming, schriftlezing en prediking, het Credo, dat is de geloofsbelijdenis, de gebeden, de viering van het avondmaal en de lofprijzing.

Calvijn wordt predikant van de Franse vluchtelingengemeente, totdat hij in 1541 wordt teruggeroepen naar Genève. Daar zal hij blijven tot zijn dood in 1564. Hij heeft nu de gelegenheid de liturgie verder te ontwikkelen in de door hem al in 1535 aangegeven weg.

Daarbij heeft hij vooral veel energie gestoken in de ontwikkeling van de gemeentezang. De berijming van de psalmen was een groot karwei. Ook Theodorus Beza heeft daaraan een belangrijke bijdrage geleverd. Ze werden getoonzet door componisten als Louis Bourgeois en Maître Pierre. Vaak hebben ze daarbij gebruikgemaakt van thema's uit het gregoriaans. De melodieën zijn muzikaal gezien van hoge kwaliteit. De psalm werd in zijn geheel gezongen. Een langere psalm werd in twee of meer stukken verdeeld. Oudere uitgaven van de psalmberijming van 1773 kennen ook nog zo'n indeling in pauzen.

Er werd a capella gezongen. Omdat Calvijn tegen het gebruik van het orgel in de eredienst was, zongen schoolkinderen een psalmvers voor. Wat zal dat in de Saint Pierre prachtig geklonken hebben! Dr. Brienen veronderstelt dat, gelet op het grote aantal coupletten dat achter elkaar werd gezongen, het tempo niet al te langzaam zal zijn geweest.

Basel
Op zijn zwerftochten, nadat Calvijn openlijk gekozen had voor de Reformatie, verblijft hij korte tijd in Basel. Daar volgt men weer de pronausliturgie. Hier komt de eerste versie van zijn hoofdwerk, zijn ”Institutie” of ”Onderwijzing in de christelijke godsdienst” tot stand (1535). In de passage over de viering van het heilig avondmaal heeft hij bij latere drukken geen veranderingen aangebracht (boek IV, hoofdstuk XVIII, slot paragraaf 43). Daaruit blijkt dat Calvijn zit op de lijn van Straatsburg en niet op die van Basel. Als het gaat om de vormgeving, wil hij flexibel zijn. Over „middelmatigheden” moeten mensen zich niet druk maken.

In een rooms-katholieke kerkdienst is de viering van het avondmaal het hoogtepunt. Het uitspreken door de priester van de woorden „Dit is Mijn lichaam” en „Dit is Mijn bloed” is het mysterie van het geloof. Er zijn ook de schriftlezingen, er is tegenwoordig ook bijna altijd een preek, maar het draait toch allemaal om het ontvangen van de ouwel, waarbij gezegd wordt: „Het lichaam van Christus.” Daarvoor ga je naar de kerk. Daar heb je ook een priester voor nodig.

Een priester heeft op grond van zijn wijding door een bisschop deel aan de apostolische successie en is daarom door Christus gemachtigd de sacramenten te bedienen. Een leek mag wel preken, vrouwen tegenwoordig ook. Maar alleen de priester is gerechtigd de mis op te dragen. Protestanten kunnen best zonder predikant, want het Woord van God is niet gebonden aan welke kerk ook. De kerk is gebonden aan het Woord van God. Maar voor rooms-katholieken is een priester onmisbaar. In hun geloofsbeleving kun je niet zonder communie.

Communie
In de beginsituatie van de Reformatie was deze vorm van geloofsbeleving algemeen. Daarom zegt Calvijn al in 1535 dat van de „gemeenschap”, dat is de communie, uitgesloten moeten worden degenen die door het verbod des Heeren worden afgehouden. Om die reden neemt ook de terugwijzing van de onboetvaardigen in het klassieke avondmaalsformulier zo'n grote plaats in. We kunnen het ons gewoon niet voorstellen dat in onze kerken mogelijke avondmaalsgangers nog „verstorven heiligen, engelen of andere schepselen aanroepen.” Maar in de dagen van Calvijn was heel het maatschappelijk leven doortrokken van bijgelovigheid.

De reformatoren hebben opnieuw ontdekt dat het mysterie van het geloof ligt in het Woord van God. Niet het Woord hangt aan het sacrament, maar het sacrament hangt aan het Woord als zegel van Gods trouw. Het geloof is uit het gehoor en het gehoor is uit het Woord van God. Met geloof is hier niet bedoeld wat in de officiële rooms-katholieke leeruitspraken het „ongevormde geloof” wordt genoemd en dat vrucht is van een „voorbereidende genade”, maar het geloof dat door de liefde werkt. In het avondmaal wordt de belofte van het Evangelie uitgebeeld en verzegeld, namelijk de rechtvaardiging van de goddeloze uit genade alleen. Die belofte staat bij Calvijn centraal. Wij aanbidden Christus, Die tot ons komt en in ons midden wil zijn door Zijn Geest en Wóórd. Wij aanbidden niet Christus in een geconsacreerde hostie, uitgestald op een altaar.

Gereformeerde liturgie is in wezen geen woeste beeldenstorm, maar een zorgvuldig herstel van de vroegchristelijke eredienst. Gereformeerd heeft dus de betekenis van gereformeerd-katholiek. Maar wat het voornaamste is: bij Calvijn in de kerk ga je bij de Schrift in de leer.

Schriftlezing en prediking
Calvijn breekt met het pericopensysteem: voor elke zondag een aangewezen schriftgedeelte. Grote delen uit de Bijbel blijven dan onderbelicht. Calvijn neemt hele bijbelboeken achter elkaar door: op zondagmorgen een boek uit het Nieuwe Testament en op woensdag een boek uit het Oude Testament. Omdat in het jaar 1551 de 25e december valt op een doordeweekse dag, preekt hij over Micha 5 vanaf vers 6, over het overblijfsel van Jakob. In 1555 doet zich dezelfde situatie voor. Dan preekt hij met Kerst over Deuteronomium 25: hoe moet men handelen met een krijgsgevangen vrouw. Heeft Calvijn dan geen oog voor de gang van het kerkelijk jaar? Omdat hij op zondagmorgen altijd uit het Nieuwe Testament preekt, houdt hij een kerstpreek op de zondag voor of na de eerste kerstdag. Anders zouden van hem niet zo veel kerstpreken zijn bewaard. Wil men op 1 januari de besnijdenis van Jezus herdenken, waarom dan ook niet op Goede Vrijdag Zijn sterven, zo vindt hij.

Gebeden
Calvijn is een voorstander van schriftelijk opgestelde formuliergebeden. Hij voert daarvoor de volgende argumenten aan: de noodzaak van overeenstemming in één en dezelfde kerk; de betrekkelijke onbekwaamheid tot bidden van enkele predikanten en het intomen van de hang naar nieuwigheden en het gevaar van misslagen in het bidden. Vandaar ook dat wij achter in ons kerkboek tal van gebeden vinden, bijvoorbeeld de gebeden voor en na de predikatie en het gebed voor alle nood der christenheid na de predikatie. Overigens wordt het vrije gebed door Calvijn ook weer niet uitgesloten.

Calvijn heeft de tien geboden berijmd in twaalf coupletten. Ze worden gezongen in twee reeksen. Dat stemt overeen met de twee tafelen van de Wet. Aan elk couplet voegt hij het „Kyrie-eleison” toe: Heere, ontferm U over ons. Ook daarin sluit hij zich weer aan bij de vroegchristelijke traditie.

Dr. Brienen heeft ons een waardevol boekje in handen gegeven, waarvan ik de lezing en bestudering hartelijk wil aanbevelen. Zit je bij Calvijn in de kerk, dan word je bevrijd van starheid en bewaard voor liturgische slordigheden. Principieel als hij is en tegelijk zo flexibel.

Groet
Het zou fijn zijn wanneer bij een tweede druk ook wat meer liturgische teksten van Calvijn als illustratie in het boek werden opgenomen. Wat de schrijver zegt over de groet, blijft in het vage steken. De oorspronkelijke betekenis van het „Dominus vobiscum”, de Heere zij met u, gevolgd door het „Amen” namens de gemeente, is het elkaar als voorganger en gemeente toewensen van Gods nabijheid bij hoogtepunten in de eredienst: nu komt het erop aan, Heere, help ons. Bij Calvijn staat de groet in de vorm van het „De Heere zij met u” niet aan het begin van de dienst, maar vóór het gebed na het zingen van de eerste tafel van de Wet.

Overigens doen deze opmerkingen niets af van mijn grote waardering.