Boekrecensie

Titel: Te mooi om waar te zijn
Auteur: Klaas Wigboldus

Uitgeverij: Narratio
Gorinchem, 1999
ISBN 90 5263 216 2
Pagina's: 80
Prijs: ƒ 12,50

Recensie door ds. W. van Gorsel - 3 november 1999

Ds. Klaas Wigboldus schrijft model voor het SoW-proces

De spiritus van de kerk

De hereniging van de twee grote protestantse kerken in ons land is een zaak die de gemoederen blijft bezighouden, en die inmiddels een stroom van lectuur heeft opgeleverd. Ds. Klaas Wigboldus, predikant van een Samen-op-Weggemeente in Voorburg, heeft daaraan een boekje toegevoegd vanuit de eigen ervaring, maar dat hij presenteert als een soort model. Hij noemt het „een praktijkverhaal over de spirituele uitdaging als meerwaarde van het Samen-op-Wegproces.”

In eerste instantie kan ik hem daarin bijvallen. Twee (of drie) kerken samenvoegen, is menselijk gezien een onmogelijke zaak, alleen de Heilige Geest is bij machte mensen en kerken naar elkaar toe te doen groeien. De vraag blijft echter wel overeind wat we dan verstaan moeten onder ”spiritualiteit”. Maar daarover straks meer.

In zestien korte hoofdstukjes, steeds voorafgaand door meditatieve gedachten vanuit een schriftgedeelte, geeft het boekje de lokale ontwikkelingen weer, waarin onder andere de liturgie, het kerkgebouw, de ambten aan de orde komen, maar ook de ”uitstraling” naar buiten (de buurt!) en de grenzen van de gemeente. De laatste wordt getypeerd als „laagdrempelig, gastvrij en open, leren van elkaar, en vooral gericht op buurt en wereld” (blz. 30).

De eerlijkheid gebiedt me op te merken dat het geschetste kerkelijk klimaat voor mij ten enenmale onherkenbaar is: een gemeentezondag, die tevens buurtzondag is, met kramen in de kerk, een wijkmarkt en een braderie, en maandelijks op zondagmiddag een ”high tea” in de kerk, met een violist en een pianist, een lezing en een dansgroep! Naar mijn inzicht presenteert de gemeente zich op een manier die niet onderdoet voor een buurtvereniging, maar die weinig of niet de gestalte vertoont van het lichaam van Christus.

Dat blijkt ook wel uit de wijze waarop de gemeente wordt bestuurd. Men wil ”het ambt aller gelovigen” serieus nemen, zodat gemeenteleden alle mogelijke inspraak hebben. Maar het bijzondere ambt is niet méér dan een functie, want, zo wordt het letterlijk geformuleerd, „het ambt en de ambtsdragers staan niet tegenover de gemeente, ze komen uit de gemeente voort” (blz. 41).

Militant
Het kan ons niet meer verwonderen dat de grenzen van zo'n gemeente uiterst vloeiend zijn. Jezus „wees niemand af, Hij doorbrak grenzen en barrières tussen mensen” (blz. 64). Binnen de gemeente is dus ruimte voor alle mogelijke manieren van geloofsbeleving. De auteur weet natuurlijk wel wat de kerkorde zegt: dat moet worden geweerd al wat het belijden weerspreekt. Maar dat betekent niet dat de kerk „een militante club” moet zijn „die voortdurend in de oppositie is tegen iedereen die anders denkt, maar als een vitaal en levend lichaam dat van nature afstoot wat niet goed is voor het lichaam. Wat in ieder geval niet goed voor dat kerklichaam is, is het elkaar veroordelen en uitsluiten” (blz. 65).

Trouwens, in deze optiek is het de vraag of er nog wel een kerk nodig is, waaraan het Woord der verzoening is toevertrouwd, want herhaaldelijk las ik: „God houdt van alle mensen” (blz. 9 en 64).

Het ontgaat me hoe heel dit kerkelijk bedrijf te rijmen valt met ”spiritualiteit”. Ik dacht dat spiritualiteit te maken heeft met het werk van de Spiritus Sanctus, de Heilige Geest. Dat is de Geest van Christus, Die Zijn gemeente vergadert door het Woord. Helaas vind ik daarover in dit boekje bedroevend weinig terug.