Boekrecensie

Titel: Vrouw en kerk
Auteur: Mieke Wilcke-van der Linden e.a.

Uitgeverij: De Vuurbaak
Barneveld, 1999
ISBN 90 5560 1772
Pagina's: 176
Prijs: ƒ 24,75

Recensie door ds. C. den Boer - 27 oktober 1999

In de doolhof
van ”vrouw en kerk”

De stroom van publicaties over de vrouw in de kerk houdt niet op. Het onlangs verschenen boek ”Vrouw en kerk” is er een bewijs van. Het is de zoveelste oproep tot (her)bezinning op dit punt, speciaal gericht aan het adres van de Vrijgemaakten en de Nederlands Gereformeerden; een product van een projectgroep, ingesteld na een studiedag van de GSeV, het Gereformeerd Sociaal Economisch Verband.

De vrijgemaakten (synode Ommen) kozen in 1993 voor het actief stemrecht van de vrouw bij verkiezing van ambtsdragers. De Nederlands Gereformeerden stelden in 1994 het diakenambt voor de vrouw open. Maar de huidige stand van zaken in de kerk lijkt onbevredigend te blijven. Terwijl steeds meer vrouwen (ook leidinggevende) functies gingen uitoefenen in het maatschappelijk leven, bleven de ambten in de kerk voor de vrouw gesloten. Dat is in de publicatie van de werkgroep ”Vrouw en kerk” het grote zorgpunt.

Treffend vind ik in dit boek –in grijze katernen– de stemmen uit de praktijk; onder andere over de vrouw in kerken overzee te midden van vrouwonvriendelijke culturen. Treffend vind ik ook het historisch relaas van ds. C. van der Leest over ”Een eeuw diaconessen in Harlingen” en ”Mijn moeder was een diacones” van Tjerk S. de Vries, oud-eindredacteur van het Nederlands Dagblad.

Openheid
Het kan niet genoeg benadrukt worden dat er 'werk aan de kerk' in overvloed is, ook en juist voor vrouwen in een goede samenhang en samengang van ambt en bediening. Het verhaal van Fija Nijenhuis (journaliste ND) over ”Klaagvrouwen in de gemeente” spreekt wat dit betreft boekdelen.

Maar... de publicatie ”Vrouw en Kerk” wil meer. In een EO-onderzoek, onlangs gehouden, bleek dat de helft van de ondervraagde vrijgemaakte EO-leden niet gekant is tegen een vrouw op de kansel. En dat terwijl aan de principiële bezinning bepaald nog wel het één en ander ontbreekt.

Aanzetten tot die bezinning worden in deze bundel onder anderen gegeven door dr. Maarten J. Verkerk (chemicus; schrijver van ”Sekse als antwoord”). Hij pleit voor „openheid naar de vrouw toe, in confrontatie met de eigen tijd en bij een open Bijbel.” Hij schrijft dat „steeds meer vrouwen ongelukkig zijn met hun positie in de kerk.” Helaas hebben de kerken van gereformeerden huize het laten afweten toen de feministische beweging (veel) vrouwen hun zelfvertrouwen en zelfbewustzijn teruggaf. Verkerk meent dat de vrouw samen met de man geschapen is naar het beeld van God en dat dat betekent dat ook de vrouw mag dienen als profeet, priester en koning.

In hoofdstuk 8 (over de nawerking van de vloek van Genesis 3) stelt Verkerk –ontdekkend– vast dat de man de dader is van macht en geweld en de vrouw het slachtoffer daarvan. „De kerk heeft de radicaliteit van de zonde in deze niet verstaan...; het kwaad tegen de vrouw zit diep in de man. In mij. In de broeders in de kerk.” En dan stelt Verkerk de vraag: „Is de uitsluiting van de vrouw uit het ambt.. misschien het gevolg van de zondige overheersing van de man over de vrouw?”

Onbehaaglijk
In een bespreking van een boek dat zo veel bijdragen bevat die uit zo veel verschillende invalshoeken zijn geschreven is het onmogelijk aan alle onderdelen evenveel aandacht te geven. Deze publicatie bevat veel lezenswaardigs; onder andere over de positie van de vrouw in de eerste christengemeenten (Mieke Wilcke-van der Linden en Marc Janssens) en het verhaal over de bevindingen van de vrijgemaakte evangeliste Sara Leguyt (Roermond). Ik wijs ook nog op een bijdrage (van goed theologisch gehalte) van Bram Veefkind over ”het blijvende ambt”. Terecht stelt hij vast dat het ambt van oudste in het Nieuwe Testament structureel is en dat er in het Nieuwe Testament geen spoor van vrouwelijke oudsten is te vinden.

Na lezing van dit boek blijf ik echter wel zitten met een onbehaaglijk gevoel. De lezer wordt in dit boek bedolven onder de vragen. Exegetische vragen over teksten die op allerlei manieren kunnen worden uitgelegd. Vragen die te maken hebben met contextualiteit (in welke mate is er te rekenen met culturele achtergronden toen en nu?).

Deze vragen mogen gesteld worden. Maar als dit boek de bezinning wil dienen, moest er toch bepaald wat meer gezegd zijn over de blijvende bijbelse betekenis van de man-vrouwverhouding krachtens de schepping (Genesis 1-3) en over wat de apostel Paulus schrijft met betrekking tot de ordening van het gemeenteleven in dezen. Wij moeten elkaar niet blinddoeken met de gedachte dat er geen objectieve exegese bestaat („De exegese moet ontdaan worden van haar imago van objectiviteit”, schrijft Marc Janssens in hoofdstuk 9).

In dit verband zou er zeker ook het nodige gezegd moeten zijn over de gevaren van ”de geest der eeuw”, de bedreigingen van het feminisme –toen en nu– waarin van de unieke verscheidenheid van man en vrouw niets overeind blijft en waardoor de identiteit van de vrouw zwaar is aangetast.

Uitweg
Ik kan me voorstellen dat het gemiddelde gemeentelid dat dit boek leest, denkt: Waar maken wij ons eigenlijk nog druk over? Er worden hier heel wat steentjes losgewrikt uit kerkelijke muren. Ik voel me als in doolhof met steeds weer doodlopende paden. Bezwaren tegen de vrouw in het ambt tellen zo zwaar blijkbaar niet. Maar is er in die doolhof van vragen dan niet een uitweg? Is daar niet het hoogst betrouwbare Woord van God dat ons ook in de vragen die hier liggen de weg wijst? Helderheid in de bezinning op de zogenoemde hermeneutische vragen (Hoe ga ik met de Bijbel om in de uitleg ervan?) zou een goede zaak zijn. Misschien komt dat nog?!