Boekrecensie

Titel: Tot opzieners gesteld deel 2
Auteur: L. Vogelaar

Uitgeverij: Den Hertog
Houten, 1999
ISBN 90 331 1367 8
Pagina's: 242
Prijs: ƒ 36,90

Recensie door J. M. A. Diepeveen - 27 oktober 1999

”Tot opzieners gesteld” krijgt vervolg in tweede deel

In de wijngaard geroepen

Eens schreef Luther aan een recensent: „Leer toch, mijn waarde vriend, dat er een groot verschil bestaat tussen het beoordelen der geschriften van anderen en het vervaardigen van geschriften, die beoordeeld kunnen worden. Tot het eerste zijn zelfs dwazen, maar tot het laatste is Socrates zelf ternauwernood in staat. Daarom verzoek ik u: Wees toch geen dwaas.” Daaraan moet ik denken nu ik mij zet om een recensie te schrijven over het tweede deel van ”Tot opzieners gesteld”.

Dit boek bevat korte levensbeschrijvingen van acht ambtsdragers. Ambtsdragers die soms lange tijd de kerk mochten dienen; die in verschillende kerkgenootschappen dienden. Sommigen werden op jonge leeftijd geroepen tot het ambt; anderen op oudere leeftijd, ter elfder ure.

Het boek bevat verhalen die opgetekend zijn door L. Vogelaar. En wie schrijft over mensen, schrijft over gevallen mensen. Mensen die uit en van zichzelf altijd op eigen eer uit zijn. Mensen die zichzelf pas volkomen mogen verliezen door Gods genade bij het sterven. Dat blijkt nu ook uit al deze verhalen.

”Tot opzieners gesteld” bevat een kleine greep uit de levensverhalen van al die honderden ambtsdragers die de kerke Gods in de eeuwen voor ons hebben gediend. Ambtsdragers met belangrijke functies in het leven, ambtsdragers die vele jaren op de fabriek werkten, maar daarbij een leven hadden in de nabijheid des Heeren. Die na hun drukke baan in de gemeente werkten, soms tot diep in de nacht. De Heere heeft dat willen gebruiken tot uitbreiding van Zijn Koninkrijk.

In de loop der eeuwen zijn er zo duizenden geweest die hun leven mochten stellen tot dienst in Zijn Koninkrijk. Aan sommigen gaf de Heere veel genade om anderen weer te mogen onderwijzen. Maar van die duizenden zijn er velen die nu juichen voor de troon. Die verlost zijn van hun persoonlijke schuld, maar ook van hun ambtelijke schuld. Daar zijn er geweest die, toen zij de ambtelijke schuld moesten inleven, gebruld hebben: Wat een schuld, wat een schuld. Maar wat een eeuwig voorrecht dat er in Gods Woord staat: „En geen inwoner zal zeggen: Ik ben ziek, want het volk dat daarin woont, zal vergeving van ongerechtigheid hebben.”

Geleid
”Tot opzieners gesteld” is een keurig verzorgd boek. Het verhaalt het leven van acht ouderlingen uit de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland en de Gereformeerde Gemeenten. In zijn voorwoord schrijft Vogelaar: „Het is goed dat het navolgende geslacht wete hoe de Heere geleid heeft in geestelijk en kerkelijk opzicht. Op die zaken richt dit boek zich dan ook. Oudere (oud-)ouderlingen met een groot aantal dienstjaren worden aan het woord gelaten, zodat hun mondelinge boodschap schriftelijk wordt vastgelegd nu dat nog kan.”

Dat was de reden van het verhalen van hun leven. Op eenvoudige wijze vertelt men hoe de Heere hen heeft getrokken uit de duisternis tot het Licht. Ik denk dat er voor de ambtsdragers van nu een les in kan liggen om op een eenvoudige wijze met zielen om te gaan. Ik ga niet vertellen welk levensverhaal mij het meest aansprak. Ook een recensie als deze is sterk persoonlijk gekleurd. Dit boek zal zijn weg wel vinden. Men leest soms gemakkelijker korte verhalen dan een preek.

Fragmentarisch
Vogelaar kan mooi schrijven. De verhalen zijn wel sterk fragmentarisch. Maar daar zijn het ook verhalen ”uit het leven” voor. We ontmoeten onder meer ouderling G. J. van de Pol uit Veenendaal. Hij diende tot bijna zijn 96e jaar. Eerder dit jaar overleed hij. Ik heb deze eenvoudige ouderling gekend, toen hij diaken werd in Veenendaal. Ook wordt een en ander weergegeven uit het leven van A. Bac te Moerkapelle, overleden in 1944, over wijlen ir. C. N. van Dis, die onder meer vele jaren in de Tweede Kamer de SGP vertegenwoordigde, over C. de Knegt uit Nieuwerkerk, L. Nieuwenhuyzen uit St. Catharines (overleden in 1998), L. W. van der Sluijs te Sliedrecht die zo lang de gemeente mocht dienen, L. Staat te Mijdrecht, een markant figuur binnen de Gereformeerde Gemeenten, en M. Versteeg te Elst, een militair die de wapens moest neerleggen en vervolgens vele jaren de Oud Gereformeerde Gemeenten diende.

Velen zullen deze mensen kennen of gekend hebben. Al die mensen hebben van genade moeten leven. Meer niet en minder niet. De een met een gemakkelijk karakter, de ander met een onbuigzaam karakter. Maar allemaal mensen, mensen van wie niets goeds te vertellen is. Dat de genade Gods dan ook moge triomferen.

Wonderbaar
Ds. Joh. van der Poel schreef eens: „Zalig, zalig niets te wezen! Toen heb ik gezegd, wat ik menigmaal net andersom gezegd heb. Ik zeide, tegen de kerkeraad: „O, wat is mijn ziel toch verblijd, dat ik geboren ben. Nooit was ik wedergeboren, als ik niet geboren was.” O, moest ik geboren worden en hier op aarde zijn, om van de wateren des doods wedergeboren te worden? O, dank U Vader, Die mij verkoren heeft. Dank U, Lieveling des Vaders, Die mij geschonken van de Vader geliefd heeft, om eeuwig doorgeliefd te worden. Dank U, zoete Heilige Geest, Die in zo'n drekzak een tempel des Heiligen Geestes gebouwd heeft. Wat zal het daar wonderbaar goed zijn, waar zij God en het Lam eeuwig zullen aanschouwen.”

Dat de ambtsdragers die nog dienen, er moed uit mogen putten. Dat de Heere Zelf voor Zijn Kerk in staat. Dat er anderen nog jaloers mochten worden op het deel dat nooit vergaat.