Boekrecensie |
Titel: Boven en beneden. Het uitgangspunt van de christologie en de problematiek van de openbaring, nagegaan aan de hand van de ontwikkelingen bij Karl Barth, Dietrich Bonhoeffer en Wolfhart Pannenberg Auteur: Barend Kamphuis Uitgeverij: Kok Kampen, 1999 ISBN 90 435 0 109 3 Pagina's: 539 Prijs: 89,-
|
Recensie door dr. W. H. Velema - 15 september 1999
Proefschrift over verhouding tussen christologie en openbaring
Monument in een actuele discussieProf. Barend Kamphuis verdedigde op 30 augustus zijn proefschrift aan de Theologische Universiteit in Apeldoorn. Zowel aan dit feit als aan de probleemstelling in het proefschrift Boven en beneden is allerwegen aandacht geschonken. Het betreft een rijk, een rijp en een uitermate kundig proefschrift, dat een monument is in de huidige discussie over de verhouding van christologie en openbaring. Het lijkt mij het beste eerst de problematiek waarmee Kamphuis zich heeft beziggehouden aan de orde te stellen. Vervolgens wil ik laten zien hoe Kamphuis daarop is ingegaan bij de bespreking van de drie theologen Barth, Bonhoeffer en Pannenberg, om dan enkele karakteristieken van zijn werkwijze en van zijn resultaten weer te geven. Ten slotte kunnen enkele kritische opmerkingen niet ontbreken. Uit de ondertitel (Het uitgangspunt van de christologie en de problematiek van de openbaring, nagegaan aan de hand van de ontwikkelingen bij Karl Barth, Dietrich Bonhoeffer en Wolfhart Pannenberg) blijkt dat de christologie bij deze drie theologen centraal staat. Dat is dus de leer, het theologisch denken en spreken omtrent Christus. Dat is een actueel gegeven. Ik wijs op theologen als Kuitert en Den Heyer en zeer recent de Leidse dogmaticus Van de Beek, die de christologie tot onderwerp van een aparte studie hebben gemaakt. Daarmee hebben ze een enorme discussie ontketend.
Beneden Vandaar de hoofdtitel van het boek: Boven en beneden. Deze twee woorden zien dus op het God-zijn en het mens-zijn van Jezus Christus. In de theologische discussie gaat het dan om de vraag waar men begint en welke van de twee termen in de voorgestelde christologie domineert. Kamphuis heeft met de twee woorden zonder het voorvoegsel van in de titel het probleem aangeduid. Men kan ook zeggen: de titel duidt op wat in de discussie aan de orde is. De titel is, zoals we zeggen, fenomenologisch (dus naar het verschijnsel) geformuleerd.
Openbaring Hij heeft dat gedaan omdat hedendaagse theologen hun vertrekpunt kiezen in de vraag naar God. Hoe kunnen we God kennen? En Wie is God dan voor ons? Dat is een vraagstelling van de mens uit. De moderne mens begint bij het probleem dat hij heeft met God, met name met de vraag of en hoe hij God zal kennen. Op deze vraag geven de besproken theologen antwoord door naar Jezus Christus te verwijzen. Om het wat cru te zeggen: Jezus Christus vult het gat dat de moderne mens in de godsdienst aantreft. Is dat dan niet bijbels? Volgens de Schrift is Jezus Christus de Verlosser. Aan de komst van de Verlosser gaat iets vooraf, namelijk de schepping en de zondeval. Wie Jezus Christus voorop zet en tot het een en het al maakt, gaat voorbij aan de openbaring omtrent schepping en zondeval. Hij maakt ik gebruik nu mijn eigen woorden Jezus Christus tot openbaringsprincipe in plaats van tot verlossingsmiddelaar. Deze aanpak schijnt dichter bij de behoefte en de probleemstelling van de moderne mens te komen. In feite is deze christologie meer een denkconstructie dan een boodschap omtrent de Verlosser. Ik besef dat ik met deze regels wel wat erg kort door de bocht ga. Toch is dat de wezenlijke verschuiving in de besproken christologieën.
Twee observaties Ondanks de aandacht voor Christus van boven (wat Pannenberg betreft in zijn latere periode) tekent Kamphuis hen als theologen die hun christologie tegen wil en dank van beneden uit opzetten. Hoe komt dat? Dat is nauwelijks voorstelbaar. Toch is het de breed onderbouwde en uitstekend beredeneerde en gedocumenteerde visie van Kamphuis. Deze conclusie rust op twee observaties bij de besproken theologen. Het patroon van hun christologie is opgezet vanuit de vraag van de mens (dus van beneden) hoe wij God kennen en zullen kennen. Die vraag is beslissend voor de invulling van de christologie. En vervolgens dat is de keerzijde van het zojuist genoemde gaan zij niet uit van Gods openbaring in de Heilige Schrift, maar van het theologisch spreken over Christus. Hij is niet alleen het centrum, maar vooral het middel van de openbaring.
Basis Beide genoemde feiten zijn de basis voor de grondstelling dat alledrie in hun theologie een christologie van beneden verdedigen, hoezeer zij aandacht hebben voor het van boven. Kamphuis poneert de stelling dat je boven de pendelbeweging van boven naar beneden en van beneden naar boven alleen uit kunt komen als je uitgaat van de openbaring die ons in de Schrift gegeven is. Dan komen boven en beneden tot hun recht, namelijk het God-zijn en het mens-zijn van Jezus Christus. Zo wijst Kamphuis een weg die het dilemma van boven of van beneden, te boven gaat. Over Christus is alleen te spreken vanuit de openbaring in de Schrift. Dan zullen we meer aandacht hebben voor Jezus' mens-zijn dan veelal in de gereformeerde theologie het geval is, meent Kamphuis.
Vereenvoudiging Interessant is de onderlinge vergelijking die Kamphuis steeds weer toepast. Daardoor komt het beeld van de theoloog met zijn antwoord op de centrale problematiek scherper voor onze aandacht. Het is hier ook de plaats om waardering uit te spreken voor de systematische en daarmee heldere manier waarop Kamphuis zijn conclusie per onderdeel formuleert. Daardoor is het proefschrift bijzonder overzichtelijk. Waardevol vind ik het feit dat in de notulen naar commentaren van anderen, uit heel de wereld, wordt verwezen. Met deze auteurs gaat Kamphuis in gesprek. Hij doet dat als een deskundig theoloog. Dit boek biedt een dwarsdoorsnede van de besproken theologieën. Ik wil het vanwege de in de noten aangevoerde commentaren ook een gerijpte introductie tot deze theologieën noemen. Wie de kern van de problematiek van Barth, Bonhoeffer en Pannenberg wil vatten, kan en moet hier terecht. Naar de omvang van de problematiek zijn in deze band op zijn minst twee, en eigenlijk wel drie boeken te vinden. De behandeling van elke theoloog op zichzelf zou een proefschrift kunnen opleveren.
Filippenzen De kritiek op prof. Van Bruggen vind ik te zwak. Ik waardeer Kamphuis' nadruk op diens punt van gelijk. Het verschil had dieper uitgewerkt moeten worden. Uit de besproken nieuwtestamentische teksten kunnen we niet alleen, maar moeten we ook het God-zijn van Jezus Christus vóór Zijn menswording afleiden. Ik acht het God-zijn van Jezus daarin duidelijk onder woorden gebracht. Ten slotte dit is meer een wens zou ik het gewaardeerd hebben als Kamphuis zijn grondstelling positief had uitgewerkt. Ik bedoel hiermee dat je de Heilige Schrift als openbaring van God voor het beschrijven van de christologie nodig hebt. De uitwerking hiervan zou het slothoofdstuk aan kracht hebben doen winnen, in het bijzonder als daarbij de pneumatologie (de leer van de Heilige Geest) breder betrokken was. Het voldoen aan dit verlangen is bijna zoiets als de vraag om nog een boek binnen deze band. Daarom zou ik zeggen: Laat Kamphuis daaraan zijn volgende publicatie wijden.
|