Recensie door ds. P. D. J. Buijs - 8 september 1999
Een dogmatiek van
the doctor
In de jaren 1952-1955 hield dr. D. Martyn Lloyd-Jones een serie lezingen over dogmatische onderwerpen in Westminster Chapel in Londen. De lezingen vormden het basismateriaal voor de serie Geloofsleer, waarvan in onze taal nu deel 2 verscheen over God de Heilige Geest (merkwaardigerwijs vóór deel 1, dat handelt over God de Vader en God de Zoon).
Wie met het werk van Lloyd-Jones enigszins op de hoogte is, wordt opnieuw getroffen door de wijze waarop de stof behandeld wordt. Niet op een afstandelijke manier, maar warm- betrokken, vervuld van het verlangen geestelijke leiding te geven. Dat gebeurt in dit boek, met als basis de uitspraken van de Heilige Schrift. Uitgebreid gaat the doctor in op de toe-eigening van het heil bij uitstek het werk van de Heilige Geest. Hij waarschuwt voor het te veel chronologisch te werk te gaan en weet ook zijn eigen volgorde van behandeling van de heilsorde te relativeren.
Prachtige dingen worden gezegd over de aanneming tot kinderen, een element dat in onze traditie misschien wel eens wat onderbelicht is gebleven. In het hoofdstuk over de bekering treft de beschrijving van de variabele en de permanente elementen in de bekering. Tot de variabelen rekent Lloyd-Jones het tijdselement, het al dan niet dramatische karakter van de bekering, de intensiteit van de gevoelens en de leeftijd waarop de bekering plaatsvindt. Behartigenswaardig is wat gezegd wordt in verband met het berouw: is het besef van eerbied voor Gods grootheid en heiligheid ook onder ons niet verwaterd? Mensen die in de nabijheid van God komen, lopen op hun tenen. Zo is er heel veel in dit boek dat ik met hartelijke instemming gelezen heb en waarmee ik gezegende uren beleefde. Die gun ik u ook van harte!
Logische denkconstructie
Heb ik dan geen vragen en opmerkingen? Die heb ik wel en (in geestelijke verbondenheid!) ik zou er een zevental willen formuleren.
Zou het niet goed zijn geweest om een apart hoofdstuk te wijden aan de Heilige Geest en de inspiratie van de Heilige Schrift? Dat is toch bepaald geen overbodige luxe. Lloyd-Jones maakt bij de wedergeboorte onderscheid tussen de verwekking en de daadwerkelijke geboorte. De eerste geschiedt zonder Woord, de tweede door het Woord. Tussen die twee kan zelfs een lange periode verlopen. Lloyd-Jones weet wel dat teksten zoals Jakobus 1:18 en 1 Petrus 1:21 in een andere richting wijzen (blz. 88).
Hebben we hier niet te maken met een logische denkconstructie waarvoor de Schrift geen grond biedt? Het deed mij denken aan de leer van de onmiddellijke en sluimerende wedergeboorte bij Abraham Kuyper! Behoort de zekerheid tot het wezen van het geloof? Volgens Lloyd-Jones niet. Hij meent zelfs dat Luther en Calvijn in uitersten vervielen door dit te leren. Wanneer hij bedoelt dat er in het geloof groei nodig en mogelijk is naar de volle zekerheid (die wij wel aanduiden als verzekerdheid), ga ik met hem mee. Maar dit laatste terugprojecteren in het geloofsbegrip zélf schept verwarring. Ik houd mij graag aan Zondag 7.
Opwas
Ook in dit boek komt naar voren hoe de schrijver denkt over de doop met de Heilige Geest, die hij ziet als een doorleven en ervaren van de waarheid op een opvallende en buitengewone manier (blz. 224). Wat hij daarmee bedoelt te zeggen, is volstrekt legitiem: het element van de opwas in de genade en kennis van Christus. Daarbij kán de Heere bijzondere ervaringen geven (niet: móét!). Maar exegetisch is de manier waarop Lloyd-Jones deze 'tweede ervaring' meent te kunnen funderen niet waar te maken.
Bij het vele goede over de heiliging mis ik node accenten die ik bij Kohlbrugge tegenkom: de toegerekende heiligheid en de blijvende vleselijkheid van de wedergeboren mens. De verschillende betekenissen die het begrip lichaam in Romeinen 6-8 kan hebben, worden niet altijd helder onderscheiden.
Zou er met betrekking tot de gaven van de Geest niet meer nuancering nodig zijn? Staan alle Geestesgaven totaal los van natuurlijke gaven? Gaat Lloyd-Jones er niet te veel voetstoots van uit dat 'bijzondere' gaven tijdgebonden waren, namelijk bestemd voor de begintijd van de kerk?
We vinden hier veel goeds, al betekent dat niet dat we met alles kunnen instemmen. Het is, dunkt mij, geheel in de lijn van the doctor, wanneer wij zijn boek lezen in de geest van Handelingen 17:11.
|